The Thing I love The Most, Is The Thing I Hate The Most.
Ik ren door Het duistere bos heen, Ik had hier al zo lang gewoond. Ik was hier niet geboren maar wel gevonden. Een klein kindje van 6 voor de poorten van de hel. Nu als ik 273 ben en bevriend met iedereen, stort mijn hele leven in.
Ik krijg haat aan iedereen. Alles irriteert Me. Rare verschijnsels beginnen. Mijn hoektanden worden langer, M'n ogen worden welles rood. Niet gewoon mijn ogen, maar de oogkleur. En ik krijg een verlangen om ruzie te maken en mensen de dood in te helpen! ik had zelfs mijn nichtje Limia geslagen… En zij was eigenlijk een van mijn beste vrienden.
FlashBack
‘Kom op Adre, wat ben je nou zo chagrijnig…’, vraagt Limia boos. ‘Ben ik niet’, snauwde ik. Ze legt zijn hand op de jouwe en ik trek weg. Limia was altijd aardig tegen me, niemand anders. ze leek het meest op jou qua verleden, m'n Zusje ook maar ze was wat te hyperactief. Ze wou wraak op iemand en ik ook. Ik wou wraak op de mensen die mij hadden vermoord. zij wou wraak op haar broer die haar familie had vermoord. ‘Wat is er toch met jou’, vraagt ze. ik haal mijn schouders op. ik voel mijn ogen branden en in mijn mond wat scherps. ik bijt en bijt een stuk uit mijn wang. ik voelde mijn tong met m'n vingers en ik zie mijn hele vingertoppen onder het bloed. ‘Fuck…’, ik ren weg van Limia maar ze komt achter me aan. ze pakt m'n arm vast maar je trekt weg en rent verder. ze komt weer en tackelt je neer en gaat boven op je zitten. ze pakt je hand vast en kijkt. ‘wtf…’, fluistert ze. Ik geeft haar een klap in har gezicht en ze gaat van me af. Met tranen in mijn ogen ren ik weg.
End FlashBack
Ik had Limia niet meer gezien, het was al 3 dagen geleden. Elke dag werd het erger. Ik werd bozer en smeet met dingen. Ik gooide alles kapot wat kon. ik had niemand je kamer binnengelaten. ik werd hier gek. Ineens hoor ik geklop op je deur. ik was nu in mijn kamer. Ik stamp erna toe en zwaai het open. Ik zie iemand staan, ik ken hem niet. Ik kijk hem boos aan, omdat hij me stoort. Mijn ogen boren zich in die van hem. Maar Ik mag hem niks doen. ik praat mezelf in dat ik rustig moet blijven. ik kijkt hem afwachtend aan.