Even, heel even aarzelde Ælonwyn voor ze toch voetje voor voetje het woud in liep. Deze plek was haar vreemd, aangezien ze pas een paar dagen geleden op Starshine Academy was aangekomen. Maar ze had het niet kunnen laten om direct op ontdekkingstocht te gaan. Een glimlach sierde haar lelieblanke gezicht terwijl ze zich geleidelijk aan steeds dieper het dichte woud in liet leiden door haar trouwe gidsen; de drie "will-o’-the-wisps", oftewel wisps. De blauwe lichtwezentjes fluisterden tegen haar in haar gedachten en maakten één voor één duidelijk waar ze het beste kon lopen. Ælonwyn volgde ze letterlijk blindelings, aangezien ze niet kon zien. Echter, als iemand haar zou vragen of ze blind was, zou ze diegene tegenspreken. Dankzij haar lichtmagie en haar drie gidsen wist ze namelijk precies waar ze aan toe was en voelde ze de omgeving langs haar heen glijden. Het was alsof ze altijd onder water verkeerde in een heerlijke, rustige stroom. Ze wist wat er rond haar speelde, maar het bereikte haar op een andere manier.
Een hert keek wat verbaasd op toen het meisje met de lange, goudblonde haren hem geruisloos passeerde. Haar lichtblauwe jurk golfde achter haar aan en speelde met de lichte bries die waaide. Haar witte schoenen deden de gevallen bladeren zachtjes knisperen, maar verder was het haast alsof ze er niets was, alsof ze slechts een schim was die zich tussen de bomen door bewoog.
Ælonwyn liet wat lucht ontsnappen in een tevreden zucht. De rust van het woud kalmeerde haar iets, ook al was ze pas net begonnen om deze plek te leren kennen. Ook op haar thuisplaneet Nova was het bos vlakbij het dorp waar ze woonde haar favoriete toevluchtsoord, maar zeker nu de hectiek van een nieuw leven op deze school op haar af was gekomen, vond ze het heerlijk om een moment voor zichzelf te nemen.
Plotseling kraakten er wat takken in haar buurt. Ælonwyn keek automatisch op, al had dit voor haar natuurlijk geen effect. De wisps fluisterden haar toe dat een dier haar kant opkwam. Sereen hief ze een hand op, zodat ze een echo van lichtmagie kon voortbewegen. Haar mondhoeken krulden iets verder omhoog toen ze het betreffende dier identificeerde.
“Rháma!” sprak ze, haar stem vol warmte en vriendelijkheid. Uitnodigend strekte ze haar beide handen uit en wachtte tot ze een zachte vacht zou voelen. Een witte reuzewolf beantwoordde de aanraking door haar kop tegen de handpalmen te duwen en een aai over de bol te claimen. Ælonwyn liet haar vingertoppen even over de gigantische kop glijden en voelde zo het ruwe van het grote litteken en de kietelende haren eromheen.
“Fijn je weer te zien.” groette het meisje haar huisdier, tevens beste vriendin. De wolf was een aantal uur eerder richting het woud vertrokken en Ælonwyn had haar laten gaan, aangezien ze haar zo min mogelijk het gevoel wilde geven dat ze in gevangenschap leefde. In feite was het Rháma die uiteindelijk had besloten bij Ælonwyn te blijven en sindsdien waren ze onafscheidelijk. Het meisje boog zich iets door haar knieën om het dier beter te kunnen omhelzen en fluisterde het enkele, liefkozende Novaanse woordjes toe.
Toen de wolf echter terugdeinsde, ging Ælonwyn verbaasd weer recht staan. Het was niets voor Rháma om zomaar weg te schuwen.
“Wat is er?” klonk het daarom achterdochtig. De witte wolf gromde bedenkelijk en liep onrustig heen en weer. Ælonwyn volgde het met haar magie en fronste. Er was iets mis. Ze richtte haar hoofd op naar waar de wisps moesten zijn en strekte haar rechterhand naar hen uit. Eén van de wisps nestelde zich op haar handpalm en leek onderwijl te overleggen met de andere twee. Uiteindelijk fluisterde hij dat er blijkbaar iets razendsnel hun kant op kwam, ongeveer uit de richting waar ook Rháma vandaan was gekomen. De wisp sidderde en vervolgde dat het zoveel duisternis bevatte dat twee van hen zich onwel voelden.
Ælonwyn nam deze waarschuwing direct zeer serieus. Daarvoor had ze ook al te veel meegemaakt in het Novaanse woud, maar aangezien het hier nog onbekend voor haar was, kon ze enkel raden welke mogelijke gevaren zich er konden verscholen. Misschien was het daarom ondoordacht in andermans ogen dat ze zich hier bevond, maar voor haar was het enkel het risico wat ze moest nemen om te kunnen blijven ontdekken. Als je niks probeerde, maakte je ook niks mee, vond ze.
Echter was ze daarbij wijs genoeg om niet hals over kop dit gevaar op te zoeken.
“Is er tijd om het voor te blijven?” vroeg ze daarom.
De wisp vloog gehaast op en cirkelde nerveus met zijn twee soortgenoten om haar heen. Nee, het was al bijna hier, klonken hun opgejaagde fluisteringen.
Nu voelde Ælonwyn het ook. Haar lichtmagie zocht de omgeving af en kwam in contact met een donkere plek. Ze kon het niet anders omschrijven dan een soort zwart gat voor haar, omdat het zo duister was dat haar lichtmagie er geen effect op had. Opgeschrikt deed ze een stapje naar achteren. Dat kon niet anders dan een schaduwwezen zijn, een wezen waar op Nova vaak in kinderverhalen over werd gesproken om de kinderen zoet te houden; anders kwam een schaduwwezen hen halen.
Een zwaar gegrom welde op voor haar. De witte wolf gaf aan haar te willen verdedigen.
"Rháma, ga achter me staan. Dit gevecht kun je niet winnen.” sprak Ælonwyn streng om de wolf terug te roepen. Het dier gehoorzaamde met tegenzin.
Een koude rilling trok langs haar rug toen het wezen bleef naderen. Zoveel duisternis... Rennen had geen zin. Het meisje raapte al haar moed bij elkaar en ging beschermend voor Rháma en de drie wisps staan. Dit voelde als een gevecht wat ook zij niet zou kunnen winnen, maar ze moest het proberen om de rest te beschermen.
Juist op dat moment verscheen het schaduwwezen voor haar.
Ælonwyn rechtte haar rug en staarde met haar helblauwe ogen richting het gevaar, puur om te laten zien dat ze zich niet over zou geven. Onderwijl probeerde ze met haar magie de situatie beter af te tasten.
“Kom maar op.” siste ze richting het wezen. De schim gleed langzaam tussen de bomen door. Door het licht wat er omheen weerkaatste, dacht Ælonwyn dat het de vorm van een enorme wolf moest hebben. Rháma was er haast niks bij. Misschien had het het wel van de witte wolf afgekeken. Deze wezens stonden er immers bekend om meesters in transformatie te zijn.
De schim gromde een immens diepe grom en kwam dichterbij.
Zo kalm mogelijk hief Ælonwyn haar handen, klaar voor de strijd.
Oké, ze moest dit slim spelen. Qua kracht maakte ze geen schijn van kans. Ze moest proberen op een andere manier te winnen. Voor nu zou ze het op veilig spelen, zodat ze de situatie beter kon aftasten en zou ze vooral defensief te werk gaan.
Plotseling schoot het schaduwwezen naar voren. Ælonwyn voelde de wind die de beweging voortduwde langs haar gezicht glijden, waardoor ze precies op het juiste moment een magisch schild gemaakt van boomwortels ophief. De schim botste met volle kracht op het schild, schudde zijn kop en sprong naar achter, om vervolgens nogmaals tegen het schild aan te beuken. Ælonwyn balde haar vuisten om extra kracht bij te zetten en het schild recht te houden.
“Vlucht!” riep ze naar achteren. Dat zij niet kon vluchten, betekende niet dat Rháma en de wisps geen kans hadden hier veilig vandaan te komen. Echter bleven alle vier trouw op hun plek. Ze had het kunnen weten, de lieverds. Al had ze liever gewild dat ze meer aan zichzelf hadden gedacht nu.
Ælonwyn klemde haar kaken op elkaar terwijl het wezen nog tegen het schild beukte en nog een keer. Met één hand maakte ze vlug een klein gat in het schild en liet hier een fel licht doorheen schijnen, zo fel dat het het wezen voor een ogenblik zou moeten verblinden. Dat gaf haar net genoeg tijd om even op adem te komen en een volgende zet te bedenken.
Te snel was het wezen alweer bij en zette een nieuwe aanval in, deze keer gebruikmakend van de klauwen die bij zijn huidige vorm hoorden. Hiermee sloeg hij het schild in één klap aan flarden.
Net op tijd wist Ælonwyn opzij te duiken. Door de spontane manoeuvre was ze echter verkeerd op haar rechterenkel geland. Met een pijnlijk gezicht sleepte het meisje zich over de grond naar een nabijgelegen boom, niet in staat direct op te staan.
“Hé!” schreeuwde ze naar het wezen om er zeker van te zijn dat het achter haar aan zou komen, in plaats van haar vrienden.
“Kom me maar halen!” Met haar woudmagie verlengde ze de takken boven haar, zodat deze haar overeind konden helpen. Dit veranderde echter niets aan het feit dat ze niet op haar enkel kon staan. Ai. Dit was niet goed…
De schim likte zijn lippen en schudde zich uit, alsof hij klaar was het karwei af te maken.
Terwijl Ælonwyn zich met één hand stevig aan een tak vasthield om enigszins overeind te blijven, maakte haar andere sierlijke bewegingen in de lucht. Ze zou kunnen proberen zich op te laten trekken in de boom, maar dan zou het wezen sowieso achter de anderen aangaan en ze was niet snel genoeg om iedereen door te bomen te laten optillen. Daarom prevelde Ælonwyn een spreuk terwijl haar dunne vingers tekenden. Zo ontstond een lichtbol. Ze liet nogmaals een lichtecho door de omgeving gaan om de precieze positie van het wezen te kunnen bepalen voor ze de lichtbol afvuurde. De schim dook gehaast opzij, waardoor het enkel langs zijn flank schampte. Nee!
Ælonwyn beet nijdig op haar onderlip en voelde hoe haar grip om de tak ondertussen verminderde. Ze mocht nu niet opgeven!
Nogmaals vuurde ze een lichtbol af, maar weer deinsde het wezen opzij.
Ze voelde hoe Rháma naar voren wilde rennen.
“Blijf!” commandeerde ze daarom luid, zodat het dier toch bleef staan. Eén flinke klap en de wolf zou er geweest zijn. Even schonk ze Rháma een bemoedigende glimlach, omdat ze haar frustratie begreep. Ze zouden alles voor elkaar doen om elkaar te beschermen en daarom offerde Ælonwyn zich nu graag op.
Ineens viel het meisje met een klap weer op de grond nu ze de tak niet langer vast kon houden. Haar handen trilden. De spreuken hadden haar te veel energie ontnomen om de woudmagie in stand te houden en tegelijkertijd te blijven verdedigen of aanvallen. Ze moest kiezen.
Het wezen was ondertussen recht voor haar gaan staan en boog zich voorover om ieder moment weer naar voren te schieten.
Ælonwyn stopte zoveel mogelijk resterende energie in een lichtschild. Het was nu haar laatste redmiddel, voor zolang het mocht duren…
[& Master Archer
]