Met geoefende handen drapeerde ik de broek van mijn maatpak over de horizontale stok van de hanger, ervoor zorgend dat de einden van de pijpen op dezelfde hoogte hingen als de taille. Mijn overhemd kwam erover te hangen, en de blazer die ik eerst op het bed had gelegd vormde de buitenste laag. Ik had vandaag geen das aangehad, dus daar hoefde ik me al niet meer om bekommeren. Het geheel van maatpak en hanger hing ik netjes in de kast, en ik plaatste mijn schoenen en sokken eronder. Meestal was ik niet de meest ordelijkste, maar maatpakken waren niet echt goedkoop -of je nu rijk was of niet- en ik droeg er dus zorg voor.
Snel zocht ik door mijn geopende valies en viste er een wit shirt en een kort sportbroekje uit. Ik trok de een over mijn hoofd en stapte in de ander, waarna ik mijn voeten in sportsokken wrong. Als laatste gleed ik mijn gesokte voeten in een paar loopschoenen. Zelfs al was dit nog maar mijn tweede dag op deze miniatuurplaneet, ik zou mijn roadwork niet overslaan! Je conditie behouden was cruciaal voor een sportman, zei mijn vader altijd, en voor een boxer was het nog eens extra belangrijk. Dus ik ging lopen. Persoonlijk niet mijn favoriete bezigheid, maar iets ervan trok me toch aan. Het was altijd de perfecte manier om mijn hoofd oftewel leeg te maken, of om na te denken over het leven of zo. Diepe dingen. Filosofische gedachten.
Ook was het een ideaal middel om het terrein en de omgeving te leren kennen. Ik was hier nog niet zo lang: in feite was ik gisteren pas aangekomen met de shuttle, en toen had ik nog niet echt de drang gevoeld om me direct naar de school te begeven. Ik was moe, had net een ruimtereis meegemaakt en was nogal hongerig, je kent dat wel. Dus, had ik besloten, zou ik de volgende dag wel zorgen dat ik mij had aangemeld. Dat is te zeggen, dat was het plan. Ik zou dat vandaag gedaan moeten hebben. Maar mijn slaperige zelf had vanochtend de wekker uitgezet met de gedachte dat ik vandaag nog wel tijd genoeg ging hebben. Niet dus. Toen ik wakker werd was het middag. Daarna had de tijd voorbijgevlogen en ik had niet meer de moeite genomen om me te settelen in de school.
Eigenlijk kon je stellen dat ik de hele dag genietst had en ik voelde me daar ietwat schuldig door. En als ik me schuldig voelde omdat ik iets niet gedaan had uit luiheid ging ik maar lopen. Dan voelde ik me onmiddellijk een stuk beter. Dan kon ik mezelf wijsmaken dat ik niet lui was maar dat ik mijn energie had gespaard hiervoor.
Als ik niet ging lopen, dan werd ik meestal verteerd door schuldgevoelens! Oke, niet echt. Dan verzette ik mijn gedachten gewoon met een goed boek. Maar als ik niet ging lopen als ik moest lopen, dan werd ik wel gestenigd door schuldgevoel. Ik kon maar zoveel daarvan verdragen, en dan ging ik toch maar gaan lopen, of het nu middernacht was of niet. Gelukkig was dit nu niet het geval... denk ik toch.
Ik rolde mijn schouders even en begaf me naar de deur, mijn hand al naar mijn sleutel zoekend toen ik de klik van het slot hoorde. Vreemd... Ik opende de deur een piepklein beetje, van plan om door de gleuf te gluren naar wat zich aan de andere kant van mijn kamerdeur bevond. Dit bleek niet nodig te zijn: een stem mompelde iets onverstaanbaars, en de deur werd wat verder opengeduwd. Ik fronste en duwde terug, van plan om die deur terug dicht te krijgen. Dit was mijn kamer verdikkeme! Als je op bezoek wou komen klopte je maar eerst aan!
Het duurde echter niet lang -misschien een seconde of twee- voordat ik besefte dat ik zo ook niet naar buiten zou kunnen gaan. Ik trok de deur dan maar plots helemaal open, niet echt bekommerd dat het best mogelijk was dat de andere persoon uit evenwicht gebracht zou kunnen zijn hierdoor. “Ja, er is hier iemand,” antwoordde ik droogjes, een wenkbrauw optrekkend. “Wat moet je?” Ik liet mijn blik even door de kamer gaan, ervan overtuigd dat als ik een kamergenoot zou krijgen, de herbergierster me daar wel van zou geïnformeerd hebben. En ook dat ze dan de kamer even wat groter gemaakt zou hebben en de meubels verdubbeld. Mijn kamer was een eenpersoonskamer, met één kleerkast, één nachttafeltje en één bed. Een enkel bed nog wel. En ik weigerde die te delen.