Naam: Ronodan Ágústson
Roepnaam: Ro, Ronos
Leeftijd: 255 || 31
Verjaardag: 19 maart
Afkomst: Puffoon, de zuidelijke provincies
Gekozen thuistaal: IJslands (Oud Puffoons) - Duits (Raziaans accent) - Noors (Modern Puffoons)
Magie: Lucht (Primaire magiesoort) - Vuur (Secundaire magiesoort)
Lengte: 1, 88 m
Gewicht: 71 kilo
Stem: Til LindemanBouw: Gespierde schouders, slankere taille, sterke benen.
Haarkleur: Bordeaux rood
Haarstijl: Aan de linkerkant opgeschoren, aan de rechterkant lang in slordige plukken
Kleur ogen: rechteroog ijsblauw, linkeroog kastanje bruin
Kleding:||Onderkleding||Rondans broeken sluiten om de middel goed aan en hebben wijde pijpen die meestal verdwijnen in zijn laarzen. Hij houd absoluut niet van strak zittende kleding, hij moet zich er goed in kunnen bewegen maar het mag ook niet in de weg zitten. Dus geen onnodige frutsels. Zijn kleding lijkt veel op wat de luchtkrijgers dragen, maar veel kleding van tweehonderd jaar geleden zag er zo uit. Dat wil niet zeggen dat hij geen moderne onderkleding heeft. Er hangt een enkele nette broek in zijn kast voor wanneer het echt moet.
||Bovenkleding||Ronodan is geen fan van bovenkleding. Hij moet zijn vleugels kunnen oproepen en wegvliegen wanneer hij dat wil. Hij bezit wel een aantal moderne shirts en wat ouderwetse herenoverhemden. Maar je zal het hem vaker niet dat wel zien dragen. Koud krijgt hij het toch niet.
||Accessoires||Ronodan is een man van weinig accessoires. Hij gelooft niet in opsmuk als het geen praktisch doel heeft. Een leren band om je onderarm om een pijnlijke pees terugslag van een boog te voorkomen vind hij best. Zoiets heeft namelijk nog nut. Het enige ''nutteloze'' wat hij echt niet af kan staan is de ring die hij van Haraldur heeft gekregen. Soms heeft hij veren in zijn haar al is dat meestal het resultaat van zijn dierlijke vorm geweest waarna hij niet alle losse veren uit zijn haar heeft weten te halen.
Likes: Intelligente mensen | makkelijk manipuleerbare mensen | Storm | Rustgevende muziek | Leedvermaak | Als anderen bang van hem zijn | Vogelgezang | Vliegen
Dislikes: Naïve mensen | Arrogante mensen | Vredelievende mensen | Grenanen | Gren | Cassianen | Cassia | Novanen | Nova | Erdsen | Erd | Noordelijke Puffoonsen | Overmaats vrolijke mensen | Rook | IJs | De meeste dieren | Mensen van gemengde afkomst | Hoop | Shuttle's | Jareth
Angst: Om opnieuw machteloos te staan, niks meer te kunnen.
Geaardheid: Ro is geen voorstander van het ''hokjesdenken''. Hij gebruikt ook geen woorden om zijn seksuele voorkeur te omschrijven. Ronodan kijkt namelijk niet naar uiterlijk. Maar naar de manier waarop twee mensen op elkaar reageren. De hokjesdenkers zouden hem biseksueel kunnen noemen. Maar hij is niet bi omdat hij beide geslachten aantrekkelijk vind. Hij is bi omdat hij vind dat pure liefde de fysieke vorm overstijgt.
Partner: Ronodan heeft geen vaste partner, alleen one night stands. Hij weigert om een vaste relatie aan te gaan omdat hij naar alle waarschijnlijkheid nooit meer iemand tegen zal komen met wie hij dezelfde band deelde als hij met Haraldur had.
Familie: Ágúst Einarson – vader. Gestorven aan ouderdom.
Kristjana Thorirdóttir – moeder. Overleden op dertigjarige leeftijd aan een besmettelijke longziekte.
Broers/Zussen: Viðar (Vidar) Ágústson – jongere broertje. Overleden op zevenjarige leeftijd aan een besmettelijke longziekte.
Huisdieren: Geen. Hij wacht nog op zijn dierlijke gids.
Dierlijke vorm: Van zichzelf: Paradijsvogel. Samengevoegd met die van Reá: Pegasus
Karakter: Racist || Hypocriet || Wraaklustig || Haatdragend || Moorddadig || Egoïstisch || Egocentrisch || Bevooroordeeld || Corrupt || Intolerant || IJskoud || Loyaal || Idealistisch || Realistisch || Volhardend || Onvermoeibaar
De tijd waarin Ronodan is opgegroeid was een heel andere dan de tijd waar hij nu in terecht is gekomen. In zijn jeugd werd hem trots zijn op eigen volk geleerd. En dat het niet normaal was om kinderen te krijgen met iemand van een andere planeet. Bloed mocht niet gemengd worden. Als je het aanleerde was je een goede magiër, als je het meekreeg omdat je ouders van twee verschillende planeten had, dan was dat onacceptabel. Destijds waren dat opvattingen die nu als racistisch beschouwd worden. Maar Ronodan weet niet beter waardoor hij vaak racistisch en bevooroordeeld overkomt.
Het slechte verloop van zijn jeugd, het verliezen van zowel zijn broertje als zijn moeder, en zijn contact voor het grootste deel van zijn leven met een dievenbende heeft Ronodan niet veel fijne karaktereigenschappen meegegeven. Tweehonderd jaar opgesloten zitten in ijs heeft daar ook niet veel aan meegeholpen. Toch heeft hij een paar goede eigenschappen. Hij is loyaal aan hen die hij vertrouwt. Hij zal tot het uiterste gaan. Hij is volhardend. Als hij iets wil zal hij ervoor blijven vechten. Hij leert van zijn fouten uit het verleden en zal deze proberen te vermijden in de toekomst.
De tijd dat hij een hoge rang bezat bij de dievenbende waar hij deel van uitmaakte heeft hem corrupt gemaakt. Zijn eigen mannen zou hij nooit verraden, dan zou de hele groep ten onder zijn gegaan. Maar elk beetje informatie die hij bezat over andere mensen, en dat was nogal wat, was hij bereid door te verkopen aan de hoogste bieder. Zijn corruptie is ontstaan uit zijn egoïsme. Als hij er beter van werd, dan deed hij het.
Hobby’s: Piano spelen | Lezen (vooral boeken over magie)
Magiegebruik:Komt nog...
Geschiedenis:||Jeugd||Ronodan is in het zuiden van Puffoon geboren als eerste zoon in een gezin. Het zuiden was altijd al arm geweest, daar de hoofdstad in het noorden zat. Evenals de keizer. Kooplui trokken daar naartoe en als er al bezoekers van anderen planeten kwamen (wat zeldzaam was aangezien er nog geen shuttle’s waren) dan was de hoofdstad meestal de enige plek die ze bezochten. Niet dat het de zuidelijke Puffooners veel uitmaakte. Zij leefden een rustig leventje. Ze konden genoeg voedsel produceren om van te eten en zij die dat niet konden maakte andere dingen om tegen voedsel te ruilen. Geld was schaars en werd dus ook bijna niet in gehandeld omdat je het ook nergens meer kwijt kon. Dan moest je een trip maken naar een van de meer noordelijk gelegen steden. Op zeldzame gelegenheid gebeurde dit nog wel eens. Als iemand voor zijn geliefde een prachtig sieraad of duur kledingstuk wilde halen om zijn of haar liefde te betuigen. Maar verder leefde de mensen in het dorp van Ronodan erg op zichzelf.
Ronodans familie had een boerderij met daarachter een veld waar ze groente konden verbouwen. De harde wind van Puffoon was niet de meest ideale weesomstandigheid om bij te werken dus de helft van de oogst mislukte regelmatig. Maar Ronodans vader was een intelligent man. Elke vrije minuut die hij had spendeerde hij in zijn schuur waar hij oplossingen bedacht om het werk of de omstandigheden te verbeteren. Hij kwam vaak trots aan zijn vrouw nieuw gereedschap zien dat hij in elkaar gefrutseld had. Na een jaar kregen het stel er nog een tweede zoon bij: Vidar. Ze waren er blij mee maar tegelijk ook bezorgd. Drie mensen voeden was al lastig genoeg gebleken. Ondanks dat werden beide zonen met veel liefde overspoeld. En nu leven was rustig, vredig en totaal afgesloten van de buitenwereld. Zodra Ronodan en Vidar oud genoeg waren moesten ze hun vader helpen op het veld. Zaden strooien, knollen planten. Vooral dingen dicht bij de grond waar hun vader niet gemakkelijk bij kwam. Ondanks dat het hard werk was vond Ronodan het niet vervelend, genoegen scheppend uit het idee dat hij hielp om zijn familie te eten te geven. Toen Ronodan zeven was werd Vidar ernstig ziek. Hij had een nare longziekte opgelopen. Vidar kreeg een eigen kamer waar hij niet uit mocht omdat de ziekte besmettelijk was. Alleen zijn moeder mocht naar binnen om hem te verzorgen. Vanaf toen werkte Ronodan twee keer zo hard. Hij deed zijn eigen werk, en dat van Vidar. Ágúst, zijn vader, zag dat. Om de jongens een beetje op te vrolijken sloopte hij een stuk van de muur van de slaapkamer waarna hij er glas in zette. Een bankje werd aan beide kanten voor het raam geplaatst. Nu konden ze elkaar zien. Met gebaren ontwikkelde Ronodan en Vidar hun eigen manier van communiceren. Bijna een jaar lang was Vidar ziek. Erger zelfs, omdat het zo besmettelijk was had hun moeder het ook gekregen. Bij haar waren de symptomen veel heviger. Niet lang na elkaar stierven moeder en zoon.
||De dievenbende||De begrafenis was snel en kort geweest. Een aantal mensen waar Ágúst het goed mee kon vinden in het dorp waren langsgekomen om hem hun condoleances te geven. Hij had ze beleefd in ontvangst genomen. Maar de volgende dag had hij alweer op het veld gestaan. Pas jaren later besefte Ronodan dat dat zijn manier was geweest om met het verdriet om te gaan. Sommige mensen huilden, sommige verdronken het verdriet met alcohol. Ágúst werkte. Het liefst totdat hij erbij neerviel. Het werken zelf was een sombere bezigheid geworden. Geen grapjes meer of gezellige liedjes om het werktempo op te houden. Geen uit de duim gezogen groteske verhalen meer tijdens de lunch. Dat was allemaal voorbij. Maar een nieuw lichtpuntje in zijn leven verscheen. Per toeval ontdekte Ronodan dat hij de wind kon besturen. Toen hij zijn trucje aan zijn vader liet zien vertelde deze hem dat hij een luchtmagiër was. Het was hem nooit eerder verteld omdat in zijn moeders kant van de familie geen magiërs voorkwamen en het zijn vader blijkbaar overgeslagen had. Maar kennelijk was zijn opa ook een luchtmagiër. Vanaf dat moment ging Ronodan oefenen met zijn magie. Hij merkte dat dankzij magie het werk een stuk sneller kon. En niet alleen het werk. Veel meer dingen gingen een stuk makkelijker. Daarbij zorgde het ervoor dat Ronodans vader sinds de dood van zijn vrouw en zoon weer een beetje kon glimlachen.
Een half jaar na de dood van Ronodans moeder en jongere broertje kwamen er op een dag een handjevol wachters van de keizer naar het dorp. Meestal zagen de mensen in het dorp de wachters niet tot het einde van de maand, wanneer het tijd was om belasting te betalen. Dit keer kwamen ze niet voor geld. Ze waren beschonken en duidelijk op zoek naar ruzie. Het begon met het stukmaken van een paar marktkraampjes. Ontzetting was te zien geweest bij de dorpsbewoners maar niemand had er wat van gezegd. Het waren maar kraampjes, als het daar dan maar bij bleef. Maar dat deed het niet. Ze begonnen alles kapot te maken. Gewassen werden verwoest, zelfs een paar huizen werden in brand gestoken. Toch durfde niemand er wat tegen te doen. Deze mannen hadden de autoriteit om iedereen op te pakken die als lastig werd beschouwd. Maar Ronodans vader had genoeg van het toekijken. Met het gereedschap dat hij had ging hij de wachters te lijf in de hoop hen weg te jagen. Hij werd in elkaar geslagen door de groep. Het enige wat Ronodan kon doen was toekijken hoe ze zijn vader toetakelde. Hij was niet sterk genoeg om er iets aan te kunnen veranderen. Wat wilde je, hij was pas acht jaar oud. Toen de wachters eindelijk weg waren hielp Ronodan zijn vader terug naar huis waar hij de man verzorgde. Hij beloofde zichzelf dat hij het nooit meer zo ver zou laten komen.
Maar in de vier jaar die daarop volgde kwam er niet veel van die belofte terecht. Hij oefende en trainde wel, zoveel hij kon. Maar er was altijd meer werk om te doen. Zeker toen de belastingen werden verhoogd. Ze dreigden hun huis kwijt te raken waardoor er van oefenen voor Ronodan niet veel meer van terecht kwam. Hij begon zijn belofte een beetje te vergeten. Totdat er op een nacht ineens licht uit de schuur kwam. Het kon zijn vader niet zijn, die was al eerder die avond naar bed gegaan. Toen Ronodan naar de schuur sloop om te kijken van wie dat licht afkomstig was werd hij betrapt en naar binnen gesleurd. Er bleek een bende plunderaars zichzelf verstopt te hebben in de schuur, zich verstoppend voor de wachters van de keizer die achter hen aanzaten. In eerste instantie wilde ze Ronodan ter plekke vermoorden om te voorkomen dat ze gevonden werden. Ronodan smeekte hen om het niet te doen en vertelde dat zijn vader het niet aan kon om nog een zoon te verliezen. Toen ze hem vroegen wat hij daarmee bedoelde vertelde hij over zijn leven. Die man die als leider van de bende werd beschouwd kreeg sympathie voor Ronodan door zijn verhaal. Hij bood hem aan om met hen mee te gaan. Hij zou onderweg genoeg rijkdommen bij elkaar kunnen plunderen om ervoor te zorgen dat zijn vader nooit meer een dag in zijn leven hoefde te werken. Ronodan hoefde niet lang over het voorstel na te denken. Hij stemde toe. Ze vertrokken diezelfde nacht nog. Het enige wat Ronodan als afscheid kon doen was een briefje voor zijn vader achter laten.
||De Ásatrú||De eerste paar jaar bij de bende, de Ásatrú, waren niet zo spannend als Ronodan aanvankelijk had gedacht. Omdat hij jong en onervaren was kreeg hij voornamelijk veilige taken om te doen. Als vechten niet aan de orde was kreeg hij wapen lessen en man op man gevechten. De Ásatrú bleken meer te zijn dan enkel een groep mannen die zich op het criminele pad hadden begeven. Het bleek een gehele organisatie te zijn en elke man die erin zat kwam uit een van de verste uithoeken van Puffoon. Standen bestonden niet. Hun leider was gekozen om zijn eigenschappen en kwaliteiten. Er zaten mannen in die ooit tot de adel hadden behoord, maar ook mannen die net als Ronodans vader een simpele boer waren geweest. Een van die mannen was in een vorig leven een privé leraar geweest voor de kinderen van rijke mensen. Hij gaf Ronodan bijlessen in lezen en schrijven maar ook in strategie. Omdat er meer jongens van rond zijn leeftijd in de groep zaten hadden ze drie keer in de week een middag waarin ze studeerden. Behalve theorie lessen en omgang met wapens kreeg Ronodan als een van de weinige ook les in magie. Er zaten niet veel magiërs in de groep en zijn krachten waren een aanwinst, mits hij ze kon controleren. In de jaren die daarop volgde leerde Ronodan veel over de Ásatrú zelf. Voordat hij zich aansloot had hij wel eens van de naam gehoord, maar de verre zuidelijke streek had altijd in rust geleefd dus veel wist hij niet. Hij ontdekte dat de bende gebruik maakte van oude volksvertellingen. Ásatrú was een woord dat afkomstig was van Asen en Asinnen wat een Puffoons woord voor goden en godinnen was. Ásatrú betekende ''goden-trouw''. Destijds was op Puffoon bijgeloof heel gewoon. De mensen zagen de Ásatrú als demonen die de spot dreven door het woord goden-trouw te misbruiken en daarmee hun plunderen te rechtvaardigen. De grootste reden dat de mensen zo bang waren voor de bende kwam door de geruchten die ze zelf verspreidde. De Ásatrú zouden zich voeden op menselijke ziel, ze zouden het bloed van pasgeboren kinderen offeren en drinken om hun demonische krachten te voelen. Als je er eentje doodde, dan werden jij en al je nakomelingen tot in de eeuwigheid vervloekt met ziekte, ellende en rampspoed. Niks hiervan was waar, maar de Ásatrú maakte goed gebruik van de angstige, bijgelovige Puffoonsen. Niemand hield hen in elk geval tegen.
Acht jaar lang ging Ronodan samen met de Ásatrú plunderend, rovend en moordend over Puffoon. De bende werd gehaat en gevreesd. Al die tijd legde hij al zijn vergaarde rijkdommen opzij om op een dag naar zijn vader te brengen. Hij ontwikkelde zich. Met magie werd hij een van de beste in de groep. Hij had goeie spieren gekregen en de kracht die daarbij hoorde. Hij was uitgegroeid tot een grote, vrij krachtige kerel. Maar het mooiste van alles waren de vleugels die waren verschenen toen zijn magie verbeterde. De puur witte veren waren in die acht jaar langzaam verkleurd. Eerst werden ze grijs, toen zwart en van het zwart naar dezelfde bloedrode kleur als zijn haar met zwarte pennen.
Ronodan was ongeveer twintig jaar toen de leider van de Ásatrú in een gevecht ernstig gewond raakte. Op zijn sterfbed riep hij Ronodan en een paar andere jongens van zijn leeftijd bij zich. De jongens waar hij mee opgegroeid was. Die hij als familie was gaan zien. De man die jaren lang hun leider was geweest wees op dat moment iemand als zijn opvolger aan. Overtuigd dat de toekomst bij de jeugd lag wilde hij een jeugdige leider. Hij koos voor Haraldur, een van Ronodans vrienden. Ronodan had er vrede mee. Hij wilde zelf geen leider zijn en vond Haraldur een goede keus. Maar Haraldur bracht met zijn nieuw verkregen leiderschap ook wat veranderingen met zich mee. Hij wilde een groepje van vertrouwelingen om zich heen hebben. De vingers die de duim hielpen. Hij koos Ronodan uit als een van die vertrouwelingen. Hij kreeg de taak om de kennis van de magie door te geven. Haraldur nam uitsluitend mensen op in de groep die magische krachten hadden. Deze werden allemaal door gestuurd naar Ronodan. Hierdoor zat hij elke vrije minuut die hij had met zijn neus in de boeken. Vermomd sloop hij bibliotheken binnen om daar hele middagen te spenderen aan het studeren van magie.
De groep werd nog gevreesder dan ze daarvoor ooit waren geweest. Haraldurs nieuwe aanpak was gewelddadiger, moord lustiger. Nieuwe geruchten deden de ronde over de duivels die Haraldur leidde. Steeds vaker konden de mannen zelf het verschil niet meer zien tussen realiteit en bijgeloof. Ze begonnen zelf te geloven dat ze onoverwinnelijk waren. Ze waanden zich de goden zelf. Nog elf jaar lang ging hun schrikbewind door, heviger dan ooit. Ze waren een ware plaag geworden. De mannen zelf beneveld door drank, goud en vrouwen. Hun hebzucht en hoogmoed werd uiteindelijk hun ondergang. Ronodan vergat zijn belofte. Hij vergat zijn vader, zijn verleden. Wie hij ooit was geweest was niet belangrijk meer. Hij was in de ogen van alle burgers en van zichzelf onsterfelijk.
||Gevangenschap, genade en bedrog||Het succes was hen naar het hoofd gestegen. Uiteindelijk werd een plundertocht op het keizerlijk paleis gepland. Maar op de nacht dat de plundering gepland stond werden ze opgewacht door de wachters van het paleis en een hele groep kwade burgers. Het was een val. Iedereen werd opgepakt. Ronodan, Haraldur en de drie andere rechterhanden van Haraldur werden naar de kerkers van het keizerlijk paleis gebracht. Geen van hen het enige hoop om ooit vrij te komen. De volgende dag werden ze ter dood veroordeeld. Maar op de grijze regenachtige morgen wanneer alle vijf de gevangenen naar het schavot werden gebracht gebeurde het ondenkbare. Wachtend op hun executie kwam een boodschapper hun rechter tegemoet rennen. De beul was overleden. Gestikt in zijn ontbijt. Puur toeval wisten de leden van de Ásatrú. Maar de burgers zagen demonen aan het werk. Niemand, zelfs de wachters niet durfden de mannen die dag nog te executeren. Bang voor hun eigen ziel. Ronodan werd gescheiden van de mannen die hij negentien jaar lang als vrienden en collega's had beschouwd. Hij weet tot op heden niet wat er met hen gebeurd is. Hij vermoed dat ze allen gestorven zijn. Zelf werd hij meegevoerd naar een diepe grot. Hij werd vastgeketend. Zijn handen werden in ijzeren omhulsels gesloten. Om zijn nek kreeg hij een ijzeren band die met een stevige ketting in de grond geslagen was. Omdat niemand hem het leven durfde te ontnemen hadden ze besloten om hem voor de eeuwigheid in te vriezen. Er waren water magiërs overgekomen van Cassia om hem te bevriezen. Zo kwam er een eind aan de Ásatrú en hun schrikbewind. Ze verdwenen in de geschiedenis boeken als legendes en uiteindelijk waren het niets meer dan spookverhalen.
Vandaag de dag is het bijgeloof op Puffoon sterk afgenomen. Maar verhalen blijven voortbestaan. En er zullen altijd aanhangers van die verhalen zijn. Zo ook van de Ásatrú. Een groep criminele jongelingen, de jongste niet ouder dan twintig, waren gefascineerd door de verhalen van de Ásatrú. Onder de schuilnaam van de legendarische boevenbende probeerde zij de plundertochten te kopiëren. Een probleem waar de legendarische magiër in deze tijdsperiode: Reárinn moeite mee had. De schuilplaats van de bende was nooit gevonden. Niemand behalve deze nieuwe groep leek te weten waar hij was. En wat Reá ook probeerde, geen enkel plan slaagde. Ze had de hulp nodig van iemand die er meer verstand over had. Toen kreeg ze op een dag een document onder ogen over de eerste golf van moord, plunderen en brandstichting van de Ásatrú. En hoe deze tot zijn einde was gekomen. De informatie over Ronodan hield op na zijn invriezen. Het leek haar een goede start om daar te beginnen. Reá reisde af naar Puffoon waar ze de grot bezocht waar Ronodan vast zou zitten. Na die tijd was het invriezen van hele zware criminelen steeds populairder geworden. Vooral nadat de doodstraf was afgeschaft maar het invriezen van iemand daar niet onder viel. De grot was omgebouwd tot gevangenis en nog steeds in gebruik. Eenmaal bij de ingevroren crimineel gekomen liet Reá hem weer ontdooien. Ze bood hem een deal aan. Hij hielp haar om van deze nieuwe groep af te komen. En hij kreeg zijn vrijheid terug, mits hij erin toestemde een heropvoedingsprogramma te volgen. Ronodan stemde toe. Hij wist waar de schuilplaats was en hoe hij de groep in de val moest lokken aangezien ze de methoden volgden die hij, Haraldur en de drie andere mannen hadden bedacht. Dankzij Ronodan lukte het Reá om de groep voor eens en altijd weg te vagen. Maar de nacht voor Ronodans vrijlating werd ze benaderd door een afgezant van de keizerlijke raad van Puffoon. Was het wel slim om iemand als Ronodan vrij te laten. Zelfs als hij een verplicht heropvoedingsprogramma zou volgen waren de kansen nog steeds klein dat hij zich als een voorbeeldige burger zou gedragen. Hij kwam uit een andere tijd, met andere ideeën en idealen die gewoon niet meer in de huidige tijd zouden passen. Reá stemde toe in het voorstel om hem alsnog ter dood te brengen. Wat ze niet wist was dat Ronodan de conversatie van die nacht helemaal gevolgd had. Hij voelde zich bedrogen en misbruikt. Haat en wraak wakkerde opnieuw in hem op.
De ochtend daarop wilde Reá hem meenemen naar de stad om zijn vrijheid te vieren. Ronodan, die sinds zijn ontdooiing elke ochtend ging wandelen, nodige Reá eerst uit om de wandeling die ochtend gezamenlijk te nemen. Reá, die niet wist dat Ronodan haar had horen praten, ging met hem mee. Toen ze buiten zicht van de militaire hulptroepen waren die Reá had ingeschakeld om de nieuwe groep uit te schakelen, trok Ronodan een dolk tevoorschijn en stak haar neer. Hij had uit blinde woede gehandeld, zonder na te denken over de gevolgen. Reá was stervende en zonder opvolger wat betekende dat de luchtmagie in chaos zou opgaan en uiteindelijk zou verdwijnen. Met niemand om zich naar te keren drukte Reá de ring die aangaf dat zij een legendarische magiër was in de handen van Ronodan tezamen met een vloek. Toen ze hem uit de grot bevrijdde had hij om zijn nek een ijzeren band gehad. De ketting die eraan vast zat had ze verwijderd, maar de band had ze laten zitten. Als herinnering dat hij nog steeds een gevangene was totdat hij hem officieel had vrijgelaten. Nu sprak ze daar haar vloek over uit. Hij zou zijn magie niet met kwade bedoelingen kunnen gebruiken en mocht in gevechten alleen ter verdediging aanvallen. Elke slechte gedachte die in hem opkwam waarbij hij zijn magie zou misbruiken zou hem helse pijnen opleveren. Tientallen naalden aan de binnenkant van de band zouden hem in zijn nek steken. De naalden waren figuurlijk maar de pijn die ze veroorzaakten was maar al te echt. Met haar laatste adem schonk ze Ronodan haar krachten zodat de luchtmagie niet verloren ging. Met de woorden van haar vervloeking gonzend in zijn hoofd en de ring in zijn hand was Ronodan nu benoemd tot legendarische magiër.
Extra:- Er deel van het Ásatrú bijgeloof was dat de rode kleur van Ronodans vleugels zo rood is gekleurd van al het bloed van zijn slachtoffers. Hij gelooft er zelf niet in maar hij denkt wel dat het vele moorden een connectie heeft met de kleur van zijn vleugels.
- Er zijn geruchten die zeggen dat Ronodan een intieme relatie heeft gehad met Haraldur. Zelf ontkent hij alles, maar hij draagt wel de mans ring om zijn middelvinger.
- Ronodan kan erg dominant overkomen. Hij laat ook meestal geen kans liggen om dit te laten zien. Het is een trekje van vroeger die hij heeft overgehouden.
- Als de pijn van de vervloekte band te sterk wordt dan gaat Ronodan er gefrustreerd tegen praten. Hierdoor wordt gedacht dat de ziel van Reá in de band verscholen zit, maar niemand weet het zeker.
- Bij de Ásatrú ging alles om het imago. Om te voldoen aan de verwachtingen van het bijgeloof. Veel van Ronodans uiterlijkheden (bodypaint, piercings, stretchers ect.) zijn speciaal voor dat doel aangebracht. Om angst in te boezemen.