Ze ontmoette haar eigen helderblauwe ogen in de spiegel, terwijl ze haar gezicht voorzichtig afdroogde met een handdoek en haarzelf nog eens bekeek. Er was niks meer terug te zien van dat Raziaanse meisje, dat meisje met de prachtige blonde haren, de vuurrode ogen die altijd met trots schenen en aan de rest van de wereld zouden tonen dat zij van Razen was. Dat zij bij de vuur magiërs hoorde. Een diepe, uitbundige zucht verliet haar mond en zachtjes schudde ze met haar hoofd. Het was niet anders, ze moest er maar mee leren omgaan. Men zou haar misschien eerder als een Cassiaan zien dan een Raziaan en dat baarde haar grote zorgen. Ze wist vroeger nog hoe ze geschreeuwd had dat ze een ware hekel aan water had, want ja, vroeger had ze watervrees. Tot op de dag dat ze die spirit aanraakte had ze dat nodig, tot daarna zelfs nog. Ze had zich erover heen moeten zetten, want de kracht zat in haar en zou nooit meer weggaan. Het meisje hield voor een lange tijd haar hand op de wasbak, tilde het vervolgens geschrokken op toen het een bevroren aanslag begon te krijgen. Niet alleen waren haar vingers en handen ijskoud, ook haar armen, bovenlichaam, onderlichaam, benen, voeten, alles eigenlijk. Zelf voelde ze er weinig van, maar mensen hadden er bij aanraking altijd van geschrokken. Een mens kon gewoon niet zo koud aanvoelen, dat was onmogelijk. Het leek net alsof ze onderkoeld was, eigenlijk meer dan dat; bijna dood. Ze zag er dan zelf niet dood uit, haar wangen waren alles behalve ingezakt, haar helderblauwe ogen keken levendig de wereld in en zelfs de glimlach die vaak rond haar lippen speelde toonde aan dat ze leefde, maar roddels waren gemeen, mensen gingen geloven dat ze dood was geweest en uit haar dood was opgestaan. Een soort zombie die de wereld ging overnemen met haar ijskoude lichaam. Zachtjes zuchtte ze weer, wat mensen allemaal wel niet konden bedenken. Ze zag er goed uit, volwassen en al een echte vrouw. Haar witte huid kon gezien worden als iets prachtigs, iets speciaals dat anderen niet vaak hadden. Het ergste nog was dat als ze zich ergens voor schaamde, wat vaak gebeurde wanneer ze tegen belangrijke personen probeerde te praten, dat haar rode wangen des te meer zichtbaar waren door die witte huidskleur. Ondertussen, terwijl ze haar eigen gezicht aan het bekijken was, krulde ze haar haren zorgvuldig. Het was het enige wat ze kon doen en tenslotte stond volume haar heel mooi. Het waren geen grote, uitbundige krullen die de aandacht trokken van iedereen waar ze langs door liep, eerder een golvende slag in haar haren. Precies zoals ze het wilde. Niet te uitbundig, maar ook weer niet zo dat het leek dat ze niks aan haar haar had gedaan. Vandaag was het tijd om richting haar nieuwe school te gaan, iets wat ze vier jaar terug eigenlijk al had moeten doen, als dat geval met de spirit niet gebeurd was. Haar dromen om een drakenkrijger te worden waren meteen in duigen gevallen op het moment dat ze de blauwe vlam had aangeraakt. Curiousity kills the cat, zeggen ze wel eens. Hierbij had het haar innerlijke vlam verandert, alles was ijskoud geworden. Echter was het niet weer zo dat het meisje het altijd koud had, ze voelde gewoon ijskoud aan bij aanraking, al had ze wel nooit last van warmte en kou. Ze voelde het gewoon niet, voor haar bleef de temperatuur altijd hetzelfde. Je zou denken dat het saai was om nooit de warme zon op haar huid te voelen, of de koude sneeuw die op haar arm viel, maar ze had ermee leren leven. Het had ergens ook een voordeel, al was het wel vervelend als het ging om dingen die haar konden verbranden. Ze kon gemakkelijk een gloeiendhete pan optillen, zonder enige inspanning van haar krachten om het te verkouden, en niet voelen dat het zo heet was dat het haar zou verbranden, maar zodra haar huid op de pan verbrandt raakte, wat bij haar natuurlijk iets langer duurt dan een normaal mens omdat die een normale temperatuur hebben en zij daar eerst naartoe moet gaan wanneer ze zo’n pan vasthoudt, voelt ze het pas. Het is heel vervelend als de verbranding pas voelt als het er is, niet de brandende waarschuwing van te voren, de waarschuwing die mensen vaak laten weten dat ze de pan terug moeten zetten omdat die te heet is om gewoon op te pakken. Zwijgend liep ze de badkamer weer uit, om vervolgens de bocht links te maken door de deur heen die naar haar kamer leidde. Het was een fijne plek om te zijn, rustig en niemand die haar hier zou vervelen, maar vanaf vandaag zou ze het voor eeuwig achter moeten laten. Naar Starshine Academy wilde ze graag ook verder in de leraren wereld, ooit, misschien als ze haar studie kon afmaken. Ze wilde mensen helpen met het onder controle krijgen van hun krachten, mentor worden van kinderen die er moeite mee hadden. Desondanks dat ze zo introvert was en redelijk verlegen, dacht ze wel dat ze het aan zou kunnen. Het meisje treuzelde niet langer meer, want ze moest snel gaan wilde ze de shuttle niet missen, en pakte haar bagage. Eenmaal onder aan de trap liep ze door de gang heen, richting de keuken. Daar vond ze haar mentor, die haar nog even teder een ontbijtje had gemaakt, zodat ze met een gevulde maag naar de school zou gaan. “Bedankt” Weerklonk haar stem dankbaar, het bord met pannenkoeken aanpakkend, om vervolgens aan de tafel te gaan zitten. Snel at ze, ze op en naderhand veegde ze genietend over haar buik, heerlijk. “Arc?” Weerklonk haar stem door de kamer en meteen hoorde ze het getrappel van haar poolvos die naderde. De poolvos die ze hier op Cassia had ontmoet als jong vosje, gewond en achtergelaten door zijn moeder. Ze hield van hem, hij was de enige die haar koude aanraking niet voelde, natuurlijk door zijn vacht die goed tegen de kou kon. “Ben je klaar om te gaan?” De vos reageerde niet, het was meer een retorische vraag en Lillian stond op om vervolgens haar bagage in de ene hand op te tillen en Arctic in de andere hand. Haar mentor liep mee tot aan de deur en daar draaide ze zich even om, om hem nog even dankbaar aan te kijken. “Bedankt voor alles, denk je dat ik het echt aan kan op Starshine Academy?” Vroeg ze even onzeker, ze wist het namelijk niet. Wat als ze haar niet wilden hebben daar? Wat als ze haar meteen al een freak vonden en ze weg moest? Zachtjes slikte ze en keek ze naar haar schoenen. Haar mentor duwde haar kin weer op en grijnsde haar trots aan. “Niet bang zijn, ik weet zeker dat ze je daar willen hebben. Je bent sterk en hebt nog veel plek om te groeien, ze zullen je daar echt wel houden.” Zachtjes knikte ze. “Nou, niet bang of verlegen zijn! Je moet trots op jezelf zijn voor wat je al bereikt hebt, ga nou maar, anders mis je je shuttle nog!” Een kleine, onzekere glimlach verscheen op haar gezicht, waarna ze zich omdraaide en uit de voeten werkte om richting de shuttle te rennen. Ze moest er inderdaad op tijd zijn, desondanks dat de chauffeur niemand anders mee hoefde te nemen, ging hij ook niet veel langer wachten dan de afgesproken tijd, hij had nog meer kinderen op te halen namelijk.
De chauffeur stond buiten de deur van de shuttle al op haar te wachten en een vriendelijke glimlach speelde op zijn gezicht toen hij haar eindelijk zag. “Goedendag mevrouw Waters! Ik ben uw chauffeur voor vandaag!” Hij stak zijn hand uit en stelde zichzelf voor. “Zeke Constanda” Zei hij, maar ze nam zijn hand niet aan. Aan de ene kant had ze haar handen al vol aan haar bagage, maar aan de andere kant wilde ze hem ook niet de hand schudden. Hij zou haar dan vragend aanstaren, doelend op de koude aanraking. Dan kon ze het gemakkelijk op haar planeet gooien, dat het hier zo koud was, blablabla, maar dat zou hij dan nooit geloven. Dan zou hij haar misschien niet eens de shuttle innemen, denkend dat ze te ziek was om mee te gaan, of te onderkoeld. Het meisje haalde haar schouders nonchalant op. "Sorry, handen vol! Fijn u te ontmoeten, meneer.” Klonk haar stem, waarna ze de shuttle instapte en haar vos op de bank alvast neerzette om vervolgens haar bagage aan de man te geven. Deze nam het aan, zonder gelukkig de aanraking van haar handen, en zette het bovenop een plank waar het veilig zou staan tijdens de rit. “Gaat u zitten, we vertrekken binnen een minuut!” Hij leek gelukkig geen aanstalten weer te willen doen om haar de hand te schudden en liep naar zijn stoel voor het stuur. Vanuit daar zou hij haar brengen naar haar nieuwe school, ze wist dat ze niet iedereen kon ontwijken op zo’n manier. Zodra ze in haar kamer op de school zou zijn, zou ze geen bagage meer hoeven te dragen en bijna iedereen die zich voorstelde stak wel een hand uit. Of waren het alleen de hoge mensen, die beleefd tegen je waren? Ze wist het niet. Ze wilde het niet eens weten. Wat als iedereen meteen al over haar ging roddelen? Hoe ijskoud dat ze was, wat voor freak dat ze wel niet was, een zombie die de hele wereld ging overnemen. Zachtjes slikte ze en even wierp ze een keurende blik op haar outfit. Ze droeg een jurkje op het moment, het was blauw van kleur en had een fijn stof. Ze liep er graag in rond, het zag er mooi uit op haar lichaam. Even gleden haar ogen over de verschillende spullen in de shuttle. Het waren de benodigde spullen, voor als er iets mis zou gaan, haar bagage en nog een andere bagage, zeker de bagage van de chauffeur zelf. Hij moest hier vast soms in blijven overnachten, of wat dan ook. Ze zou het eigenlijk niet weten, chauffeuren hadden haar aandacht nooit echt getrokken. Het leek haar zo’n saai beroep. “Dus meid,” Hij wierp even een korte blik op haar, opmerkend dat het hier bijna doodstil was. “Jij komt van Cassia?” Vroeg hij, nieuwsgierig. Ze wist niet wat ze moest zeggen en even beet ze op haar lippen, terwijl ze een stilte liet vallen. “Nee, ik kom van Razen.” Zei ze, de man keek haar even verbijsterd aan en nonchalant glimlachend haalde ze haar schouders op. “Lang verhaal,” Zei ze, het verhaal meteen wegduwend. Ze wilde het hem niet vertellen, ze kende hem toch niet? Waarom zou hij het dan moeten weten? “Ik ga nergens heen,” Zei hij lachend op een nonchalante manier, alsof hij aan het vissen was naar haar informatie. Even haalde ze een wenkbrauw op en ongelovig staarde ze hem aan. Vanwaar die nieuwsgierigheid? Dat kon je gemakkelijk lezen uit haar blik, maar hij had zijn ogen alweer op de weg, of hoe je het ook kon noemen, gericht. Lillian zweeg vervolgens de hele weg en ondertussen had de man allang een radio opgezet, het was duidelijk dat ze er niet over wilde praten en hij had er niet meer naar gevraagd.
Eindelijk landden ze op Starshine Academy, de school waar ze de komende paar jaren zou oefenen en leren. Ze wist niet hoe lang ze hier zou moeten blijven, in welk schooljaar ze precies zat, want dat lag geheel aan wat het schoolhoofd ervan vond. Vond hij haar geschikt genoeg voor haar eigen leeftijd? Of had ze een te grote achterstand om hun te volgen? Ze zou het eigenlijk helemaal niet weten. “We zijn er,” Merkte de man op en rustig stond Lillian op, haar bagage van de bang overnemend en Arctic met een beweging van haar hand bevelend om vooruit te lopen. De poolvos sprong vrolijk voor haar uit, maar zodra hij uit de shuttle was snoof hij de lucht in zich op en keek hij een beetje nieuwsgierig op zich heen, tegen de grond aan gedrukt en al, alsof hij ieder moment een aanval verwachtte. Zachtjes grinnikte toen ze de shuttle uitkwam, de heerlijk frisse lucht in haar opnemend, waarna ze zich naar de chauffeur draaide. “Nog een fijne dag,” Zei hij, waarna hij nogmaals zijn hand naar haar uitstak. Alsof hij erop stond keek hij haar aan en moeizaam, met een beetje tegenzin en een moment dat ze leek te twijfelen, schudde ze zijn hand terug. Zijn blik veranderde van vriendelijk naar een nieuwsgierige, verbijsterde en verwarde blik. Hij had zijn mond al een stukje open, alsof de vragen zo konden komen, maar er kwamen geen woorden uit. Het leek wel alsof hij erop stond dat ze het hem uitlegde en ruw trok ze haar hand terug, haar wangen werden rood van de schaamte waarna ze zich in één simpele draai omdraaide en wegliep. Dat ging precies zoals ze het verwacht had, de hand schudden van een wild vreemde. Het liefst wilde ze nu al terug, weg van hier, want mensen zouden haar hier oordelen. Ze zouden haar als een freak aanzien en hoe kon ze dat veranderen? Niet. Handschoenen in de zomer dragen? Mooi niet, dan zouden ze haar nog rarer vinden. Ze voelde haar gezicht branden van de schaamte terwijl ze even zoekend om haar heen keek. Welke kant moest ze nu weer op om richting haar slaapzalen te gaan? Ze wilde daar eerst heen gaan om haar bagage en Arctic daarheen te brengen, zodat ze daarna naar het schoolhoofd kon gaan. Dat moest ze doen, had ze begrepen van haar mentor, desondanks dat ze daar geen zin in had volgde ze zijn bevelen op. Ze wilde haar schoolhoofd niet ontmoeten, hij zou een hand van haar eisen, dat kon ze nu al met zekerheid zeggen.