Sneeuw suist tegen de ramen, grijze donderwolken staan in de lucht en er staat een gure wind. Het typische herfstweer had plaats gemaakt voor typisch winterweer, en het oranje-gele bladerdek had plaats gemaakt voor een grijswitte massa aan sneeuw en duister. In dit alles zit een jongeman met haren de kleur van zonnebloemen aan zijn bureau; zijn kamer dim verlicht met behulp van een arsenaal aan kaarsen. Sierlijke zwarte letters verschijnen onder de pennenveer die slanke blanke vingers in hun greep hebben. Zijn blonde wenkbrauwen kruipen iets dichter naar elkaar toe terwijl zijn lippen haast trillen van de aandacht en inspanning die het vergt om deze brief te kalligraferen. Na enkele minuten haalt hij pennenveer van perkament en staart hij er, niet geheel ontevreden, naar.
'Mi Adelinetta,' stond er inmiddels. Ja, het was een brief aan háár, aan die vrouw die hem jaren heeft mishandeld, die vrouw van wie hij zo intens had gehouden.
De tijd kruipt voorbij, maar hoe veel minuten ook passeren meer woorden verschijnen niet op het perkament. De jongeman is verzeild geraakt in oude hersenspinsels aan haar, in die tijd dat zelfs een vleugje van haar geur hem kon betoveren. In zijn afwezigheid is hij vergeten om de pennenveer af te drogen, wat als gevolg heeft dat er nu grote zwarte vlekken van de punt op het blad zijn af gedrupt. Bij een plots vluchtig geklop op zijn deur schrikt de jongeman wakker uit zijn dagdroom. Haastig rolt hij het besmeurde perkament op en dumpt hij het in de onderste lade van zijn bureau. "Binnen." zegt hij simpel, zijn stem even kalm als anders. In de deur opening verschijnt een bekend gezicht waardoor er een vrolijke glimlach op Teren's gezicht kruipt. Het was de mevrouw die bij de bibliotheek werkte en waar hij zo nu en dan diepzinnige gesprekken mee voerde. Een warme glimlach staat op haar lippen maar haar aura lijkt... anders dan normaal. Teren vernauwd zijn ogen iets waarop de vrouw haar hoofd schud. 'Teren, je weet ondertussen toch wel beter dan dat je mijn emoties probeert te lezen.' Het schaamterood kleurt zijn wangen licht roze terwijl hij zijn honing-groene ogen van haar af haalt.
"Mijn excuses." zegt hij welgemeend.
"Vanwaar dit genoegen?" vraag Teren haar op een luchtige toon. De dame neemt plaats voor hem en zucht waarna ze diep inademt en begint: 'Nou..'
Een kleine twintig minuten later staat Teren voor het raam aan de westerse zijde van zijn kamer. Een bedenkelijke blik bemoeilijkt zijn gezicht. Ze ging stoppen, had ze gezegd. Nee, er was niet aan de hand had, ze had er gewoon genoeg van had ze geantwoord op zijn priemende vragen. Teren geloofde er geen woord van. Haar blik was warm, haar glimlach bíjna echt maar haar aura was onmiskenbaar donkerder dan normaal. Haar levensdraden waren dof in plaats van fonkelend zoals in een gezond persoon. Ze wilde hem vast niet belasten met het negatieve nieuws bedenkt Teren zich, terwijl hij de langs waaiende sneeuwvlokjes bestudeerd. Misschien was wat frisse lucht wel aan de orde, besluit hij zuchtend. Teren draait zich weg van het raam, grist zijn jas en sjaal van de kapstok en loopt zijn kantoorkamer uit, de deur achter slot en grendel achterlatend.
De jonge tengere man struint over een pad bekend doch het uiteindelijk doel onbekend. Een smalle, misbare, glimlach staat op zijn gezicht ontstaan door het feilloos witte landschap rondom het kasteel. Sneeuwvlokjes verzamelen zich al in zijn donkerblonde halflange haren en kleuren zijn donkergroene jas beetje bij beetje meer wit. Genietend van de aura's van omliggende organismen vervolgd Teren het pad wat geen pad meer is naar het meer, dat in deze omstandigheden hoogstwaarschijnlijk bevroren zal zijn. Teren begroet enkele leerlingen onderweg die allen in schijnbaar goede stemming leken te zijn. Was het de sneeuw die een glimlach op hun lippen bracht of was het de spanning van Valentijnsdag die in de lucht hing? Teren grijnst lichtjes, die tijd had hij lang gehad.
Wanneer Teren het meer in zicht krijgt ziet hij een schouwspel voor zijn neus, of in ieder geval het einde er van. Een wit gevleugeld dier scheurt naar beneden, een berijdster op diens rug. Het dier is overigens in voor grappen en grollen aangezien het meisje enkele seconden later van diens rug is los geraakt en nu op groot tempo op het meer af ging. Teren schrikt wakker en holt richting het meer, zijn vingers tintelend van de magie die er doorheen wil stromen. Ondanks zijn tempo bereikt hij de rand van het meer te laat om haar val enigszins te kunnen breken. Teren zucht, een dampwolkje uit zijn mond vliegend, wat is het met de jeugd en levensgevaarlijke acties?
Teren ziet hoe de dame met papaver rode haren tevergeefs deze kant op probeert te kruipen met een arm die zichtbaar niet juist functioneert. Zonder verdere twijfel oppert hij zijn woudmagie om een hand van takken te vormen die het meisje om haar middel van het ijs af grijpt en haar veilig en wel aan de kade neer legt. Met een knips van Teren's vingers is de woudmagie weer verdwenen en maakt hij gebruik van zijn Chua Koi Tile spreuk. Een spreuk die hem alle nodige kruiden zou geven om haar verwondingen beter te behandelen.
"Gaat het?" vraagt Teren eerst aan haar, zijn stem nog altijd kalm en hees doch in een iets meer alerte staat dan voorheen.
"Dat was een flinke smak die je gemaakt hebt." zegt hij simpel waarna hij woudmagie een met mos bebloemde stronk fabriceert en die onder haar hoofd legt.
"Waar was je mee bezig? Je had wel dood kunnen gaan." bemoederd Teren vervolgens.
"Je hebt geluk dat er iemand was om je te helpen." zegt hij vervolgens een tikkeltje bitter. "Sukkel" Mompelt hij, al een stukje zachtaardiger. Dat deze meid zich maar bewust was van waarmee ze zojuist gespeeld had; haar leven. Teren's honing gouden ogen ontmoeten kort die van haar;
"Waar heb je het meeste pijn?" vraagt hij haar. Hij zou haar privacy kunnen schenden en het zelf bekijken maar hij zou nog een beetje fatsoen houden, dat was hem na al die jaren in ieder geval juist aan geleerd. Hij kon haar helpen, daar was hij zeker van; echter was het nu van belang dat ze hem zou vertellen waar ze het meeste last van had. Teren's kundige ogen glijden over haar voorhoofd heen waar een kleine wonde zich bevind. Zonder twijfel reikt hij zijn hand uit naar haar voorhoofd waar vervolgens helende lichtmagie vanaf straalt.
"Dat zou de hoofdpijn moeten verzachten, "mompelt hij weeral.
Niet mijn langste noch beste werk maar hoop dat je er iets mee kunt ehe!