'Vandaag is de dag' Jhasira geeft Nana een knuffel en fluistert in haar oor; Eindelijk kunnen we dit zwerversbestaan achter ons laten, eindelijk kunnen we leven zonder dat we elke avond in de vrieskou moeten slapen. Jhasira pinkt een traantje weg en staat op om haar koffer te pakken. Nana kijkt Jhasira verbaast aan en piept zachtjes. 'Nana ons nieuwe leven gaat beginnen, wees niet bang het gaat beter worden dan dit' Ondertussen maakt Jhasira het zadel vast op Nana en gaat op haar zitten. Op naar het platform! roept Jhasira. Nana rent zo hard mogelijk door de regen, ze laat zich niet afschrikken door het onweer.
Eenmaal aangekomen op het platvorm werd Jhasira bloednerveus. Waar moet ze heen? Waarom is het hier zo druk? Doordat alle wezens op het platvorm kriskras door elkaar liepen werd Jhasira duizelig. Opeens hoorde Jhasira een hard blaf. Het was Nana! Nana rende voor haar uit de menigte in. Wacht Nana! Wat ga je doen? Kom hier! Riep Jhasira. Opeens stopte Nana met rennen. 'Nana waarom doe je dit? Je laat me schrikken!' Ondertussen pakte Jhasira haar kop vast en knuffelde haar.
Opeens hoorde Jhasira achter haar een zware stem. 'gaat het?'.
Ze schrok en keek achterom. Ze zag een lange mannelijke gedaante achter haar staan. Hij oogde wat mysterieus en duister. Jhasira begon te stotteren en keek naar de grond. 'uh ja..ja. Het gaat weer..sorry' De man zei met zijn zware stem; Waar moet je naar toe? kom ik help je wel even. Jhasira vertelde zachtjes dat ze onderweg is naar de magische school. De man wist precies waar ze moest zijn. Hij vertelde haar dat hij ook op deze school zit. Voordat Jhasira hierop kon reageren begon Nana zachtjes te grommen. 'Niet nu Nana!' Vervolgens pakte de man haar hand vast en zei; 'Ik moet nu gaan, wie weet ontmoeten we elkaar ooit op een dag' Jhasira begon te blozen. Voordat ze wat terug kon zeggen was de man al verdwenen. 'wie is hij?' fluisterde ze zachtjes. Nana begon zachtjes te piepen. Kom Nana laten we aan boord van het schip gaan.
Jhasira zag dat er een hele rij voor het schip stond. Ze zag dat het allemaal verschillende wezens waren. Jhasira kreeg een gevoel van schaamte over zich heen. Ze zag dat deze wezens jonger waren dan haar. Door haar zwerversbestaan heeft ze alle kosten en moeite gespaard om naar deze school te kunnen. Hierdoor kan ze pas op haar 17de aan deze school beginnen. Nana merkte op dat Jhasira niet lekker in haar vel zat, ze gaf haar een troostend kopje. 'Lief van je Nana, laten we maar in de rij staan'.
Eenmaal aan boord van het schip werd Jhasira weer nerveus. Ze keek strak voor zich uit en aaide Nana met trillende handen. Nana had haar kop op der schoot neer gelegd. Er gingen allemaal verschillende gedachten door haar hoofd. Wat als ze alsnog geweigerd wordt omdat ze te oud is? Wat als niemand met haar wil praten? Wat als Nana niet bij me kan blijven omdat ze een wolf is? Jhasira werd misselijk van deze gedachten en keek naar Nana. Nana lag te slapen, ze maakt zich vast minder druk dan ik. Jhasira deed haar ogen dicht en hoopte dat de reis zo snel mogelijk voorbij zou zijn.
Jhasira schrok wakker omdat de lichten aan gingen. Het meisje met lang rood haar dat naast haar zat pakte haar arm vast en zei enthousiast; 'We zijn er! We zijn er eindelijk'. Jhasira trok geschrokken haar arm terug en keek hoe de andere wezens aan boord snel hun koffers pakte en zich naar buiten probeerde te dringen. Het meisje keek Jhasira vreemd aan en probeerde vervolgens ook zo snel mogelijk naar buiten te gaan.
Jhasira probeerde Nana wakker te maken. Ze pakte Nana's kop en fluisterde in haar oor; 'we zijn er' Vervolgens gaf ze haar een knuffel.
Wanneer iedereen het schip verlaten had stond Jhasira rustig op en pakte ze haar koffer. Jhasira kreeg het doodsbenauwd van zenuwen. Haar hart bonsde in haar keel en haar handen begonnen te zweten. Ze liep angstig naar de deur van het schip.
De eerste zonnestralen vielen al op haar gezicht. Ze keek wat schrikachtig naar buiten. Vervolgens kreeg ze al snel een gevoel van opluchting. De wereld hier was prachtig! Nana rende gelijk naar buiten en begon in het gras te spelen. Jhasira rende achter haar aan. Ze rolde samen doodgelukkig door het gras.
De tranen sprongen in haar ogen van geluk. Dit had ik nooit durven dromen.