Met haar oortjes in liep Leana over het verlaten terrein. Ze vond het fijn om even alleen te zijn, zodat ze gewoon even haarzelf kon zijn. Ze liep helemaal aan de rand van Oak’s Field, het krot in het vooruitzicht. Het was de eerste keer dat ze hier was, maar ze had al veel mensen erover horen praten in de gangen en op het school terrein. Er hing inderdaad een soort mysterieuze sfeer. Iets wat ze wel fijn vond. De lucht droeg een soort spanning, die haar op haar gemak liet voelen. In een rustig tempo liep ze dichter naar het vervallen gebouw toe. Nog steeds was er niemand te zien of te horen. Zacht zong ze mee met het liedje wat ze op had staan. Niet té hard, stel dat er toch iemand was die haar kon horen. Een paar meter van het huis vandaan bleef ze staan. Ze sloeg haar armen over elkaar en zong onbewust iets harder. Leana wist niet of geesten bestonden, maar als ze bestonden, kon je ze niet zien en konden ze je ook niks doen. Anders was de wereld wel een andere plek geweest. Ze zou zelf best een geest willen worden later. Het leek haar wel lollig onzichtbaar te zijn. Maar een engel zijn leek haar ook geweldig. Vooral bescherm engel. En dan zou ze een meisje beschermen net zoals zij zelf; een muurbloem. Een wallflower. Achter haar vloog een vogel op, waarop Leana zich geschrokken omdraaide. Ze moest zichzelf minder afleiden. Focus. Een nieuw nummer begon te spelen: Ever Enough – A Rocket To The Moon. Ze begon vrolijk mee te zingen. Ze kon best zingen, maar haar was altijd verteld dat haar gezang naar niks klonk. Langzaam liep ze verder op het huis toe. De deur opende zich krakend, zoals het oude huizen betaamd, toen Lea er tegenaan duwde. Het was middag, en mooi weer. Het zonlicht scheen binnen door een stoffig raam. De gang werd half verlicht. Zo eng was dit eigenlijk niet. Mensen maakten zichzelf bang. Je fantasie maakt dingen veel erger dan het eigenlijk is. Een van de vele menselijke zwakheden. Maar Leana mocht dan een grote, onbedwingbare fantasie hebben, snel bang was ze niet.
Ze liep de schemerige, vieze hal door naar de volgende kamer, ooit een woonkamer waarschijnlijk. De meubels lagen overhoop, maar de bank stond nog recht, tegen de muur aan. Ze streek over het zwarte leer, een spoor achterlatend in het stof. Ze blies het stof van haar vingers en keek hoe de stofdeeltjes dansten in de stralen zonlicht die door de grote ramen in de muur tegenover de bank kwamen. Ze veegde met haar hele handen over de bank en blies al het stof ervan af. Daarna ging ze op de schoon geveegde plek zitten. Uit de kleine schoudertas die ze de hele tijd omhad haalde ze een boek en ze begon te lezen. Hier had ze tenminste alle rust. Ze zette haar muziek iets harder en al snel was ze helemaal in het boek verdronken.