Luide knallen, vuile scheldwoorden, voetstappen die in een hoog tempo zo ver mogelijk weg probeerde te komen, tezamen gaand met enkele pijnkreten waren de geluiden die maar al te duidelijk te horen waren bij de Bokkenburcht, de plaatselijke kroeg in Oak’s Field. De uithangplek voor de plaatselijke alcoholisten, groepjes jongeren die zich verveelde op een avond als deze, agressieve, mislukte mannen die zwaar hadden gefaald in het vervullen van hun levensdroom, en Ellia. De plaatselijke uithangplek voor Ellia, de persoon die er zeker niet vies van was om zo nu en dan, op een rustige avond als deze, wat herrie te schoppen in de kroeg, onder het genot van een sterk drankje. Natuurlijk pakte dit lang niet altijd zo goed uit als dat ze vaak voor ogen had. Maar dat maakte het vaak juist zo leuk. Dat hield alles een beetje onvoorspelbaar, maakte alles interessanter, en zorgde ervoor dat ze moest improviseren. Vanavond was dan ook totaal geen uitzondering geweest.
Na enkele glazen rum achterovergeslagen te hebben, was het voor haar wel weer eens tijd geweest om weer eens een goed bargevecht uit te lokken. En een gevecht dat het geweest was. Eerst begon het nog redelijk onschuldig voor een bargevecht. Twee tegen haar, omdat ze op hun hersens in wist te spelen met haar scherpe, valse woordkeus. Maar nog geen tien minuten later had bijna de hele bar zich erbij aangesloten, en wist je niet meer wie er nou aan jouw kant vocht, en wie je een harde mep in het gezicht moest verkopen. De hele zooi was rommelig, onordelijk, en vooral, chaotisch. Precies de gevechten waar Ellia van hield. Dan hoefde je tenminste niet teveel aandacht te besteden aan wie je nou een stoot mocht verkopen, en wie niet. Dan was iedereen je vijand, en mocht alles!
Maar dat gevecht was tot een einde gekomen, toen de politie, of ook wel door Ellia genoemd, de hoeren van justitie, roet in het eten kwam gooien. Niet wetend hoe snel ze daar weg moesten komen, stroomde de hele kroeg leeg, niks meer dan een enorme puinhoop aan glasscherven, gemorste drank, kapot meubilair, verspild bloed, en een paar kiezen en tanden. Ook Ellia was daar natuurlijk niet blijven zitten, en was één van de eerste geweest die had op een lopen had gezet.
Op adem komend zat ze nu in een donkere steeg, bijna één geworden met de schaduwen die over haar ontblote armen leken te kruipen en kroelen. Ze probeerde niet alleen bij te komen van haar ontsnapping, maar ook van het gevecht, wat zeker niet zonder inspanning verlopen was. Ze had raken klappen uit mogen delen, maar ook ontvangen. Klappen, slagen, krassen, snijwonden, haar lichaam had het deze avond allemaal mogen opvangen. Met een grijns op haar bebloede lippen gekruld veegde ze met de rug van haar gebalde vuist haar mond af. De pijn in haar mond irriteerde, en zorgde voor een vervelend smaakje. Ook kon ze op haar armen, benen, en rug duidelijk voelen waar ze morgenochtend de grootste blauwe plekken terug zou gaan vinden. Maar hoe je het ook wende of keerde, het gevecht was het dubbel en dwars waard geweest. De pijn was maar tijdelijk, maar de herinnering aan het gevecht, de smaak van triomf elke keer wanneer haar vuist weer iemand vol in het gezicht geraakt had, dat bleef.
Zacht lachend in zichzelf krabbelde ze overeind, het vuil van zich afkloppend. Voorlopig zou ze daar ook niet meer binnen komen, dat stond vast. Zuchtend voelde ze aan de open wond net boven haar rechter wenkbrauw, terwijl haar benen haar verder begonnen te dragen naar nog een onbekende bestemming. Oriënterend voelde ze aan de diagonale, open, bloedende lijn van zo een vier, tot vijf centimeter, niet al te diep, gewoon zo een soort wondje die je eerder irriteerde, dan echt pijn deed.
De wonden en zere plekken op haar lichaam onderzoekend trad ze uit het duister, zichzelf weer kenbaar makend aan de wereld in het gedimde licht, wat voornamelijk van de lantarenpalen afkomstig was. Een paar blauwpaarse plekken, die wat dik werden, een bloedlip, wat krassen van wat nagels, open wonden van dolken en afgebroken glas, een aantal scheuren in haar kleren… Hmm, afgezien van dat alles, voelde ze zich nog best prima. Ze had het wel eens erger te verduren gehad, de pijn viel na verloop van tijd ook reuze mee. Ze had geen botbreuken, messen door der ribben gehad, een harde klap op der achterhoofd ontvangen, het was nog vrij netjes afgelopen.
Naar mate dat Ellia verder begon te lopen, begon ze steeds meer mensen tegen het lijf te lopen, die haar met een blik aankeken alsof ze een besmettelijke ziekte met zich mee droeg. Aan hun starende, ronduit verwonderde blikken kon Ellia wel opmaken dat ze er nogal “messed up” uitzag voor vreemde. Vreemd als je er bij nadacht dat ze zich verder gewoon prima voelde. Natuurlijk kon dat ook komen door de alcohol die ze voor haar “dans” in de bar naar binnen geklokt had. Dat had zonder twijfel wat van de pijn verlicht. Terugdenkend aan het gevecht begon ze weer in zichzelf te grinniken, wat alleen nog maar meer verontwaardigde blikken op wist te roepen. Maar daar trok ze zich natuurlijk niks van aan. Ze was daarvoor veel te verdoofd in haar eigen binnenpretje om het überhaupt goed op te kunnen merken. Uitgelachen gleden haar handen in de zakken van haar zwarte, smerige broek. Al wandelend, zonder nog enig benul te hebben over waar ze precies naartoe liep, begon ze luid een vrolijk deuntje te fluiten, alsof er niks gebeurt was.
Yay voor weer in moeten komen
Anyway, feel free, excuses for bad stuff, tis gewoon weer even wennen.