Zo normaal mogelijk stapte een jongen het platform op. Het eerste wat hij voelde was de frisse wind die in zijn gezicht sloeg. De zwarte lokken die voor zijn ogen hingen speelde mee op de wind. Twee fel blauwe ogen keken voor zich uit. Koud als ijs maar zo scherp als een havikssnavel. De andere kinderen die achter hem het platform opliepen meden hem met grote ogen. Wie was die jongen? Spraken de ogen die in zijn rug prikten. Zijn schoenen tikten hard en kort tegen het gesteente. Bij de rand bleef hij staan. Onder zijn voeten bevond zich niks, je zou oneindig. Achter hem storven de voetstappen uit. 'Casmara,' fluisterde hij zachtjes een zwarte kraai kraaide luid en lande op zijn hand. Teder wreef hij over de veren, 'het is me gelukt ik ben hier, ik ben vrij.' Zijn stem trilde nog na. De hele reis had de jongen zijn mond gehouden, lippen op elkaar geperst en naar de grond staren. Tegen niemand had hij maar een woord gewisseld. Straks kwamen ze erachter dat de fragile jongen helemaal niet naar Sunshine hoorde te gaan. Dat hij als verstekling was meegeglipt tussen de honderd kinderen door. Hij had een plekje ingepikt van een ander jochie, een jankerd. De jongen met de kraai had de jongen weggestuurt, deze was huilend weggegaan. Later zag de jongen de huilende jongen niet meer, hij had hem ook niet zien uistappen. Waarschijnlijk naar zijn mammie gevlucht, dacht de jongen vol vermaak. 'Kijk is Casmara,' sprak hij verder, 'we zijn vrij, niemand meer om te dienen, niemand die ons commandeerd. We zijn vrij, als we dit achter ons hebben zijn we sterk. Niemand kan ons nog wat maken, niemand zal ons durven te behandelen als vuil.' Hij grinnikte vrolijk met een scherp randje. Hij was er, maar ook weer niet. De jongen wist dat als hij werd gesnapt dat hij werd teruggestuurd naar die levende hel. Nee dat ging hij niet, hij ging niet terug. Dat kon hij Casmara niet aandoen. Een waarschuwende kreet van Casmara deed hem omdraaien. Iemand kwam eraan. Waarom? Ze moesten onderhand allemaal binnen de school zijn? Was iemand zijn spullen misschien vergeten. De zenuwen leken hem te overheersen. Zachtjes begon hij te praten in zichzelf. 'Rustig Scorpi, bewaar je koel,' en terwijl de onbekende dichterbij kwam gleed de koele blik weer in zijn ogen en de kleine jongen weer zoals hij aankwam. Koel en afstandelijk. Trust nobody, zijn gouden regel.
- Open -