Na zijn eerst, vrij hobbelige, dag was de rest van die week eigenlijk aardig soepel verlopen. In de week die daarop gevolgd had, was er steeds meer boven gekomen. Hij herinnerde zich weer sommige lokalen te vinden, al zou hij zweren dat ze vroeger kleiner waren. Ook de weg over het buitenterrein was hem steeds bekender voorgekomen nu hij weer wat langer in de omgeving doolde. Dus zo liep hij nu, met redelijk zelfverzekerde pas, door de gangen van de school. Tas over zijn schouder, onderweg naar zijn volgende les. Of, dat was het idee geweest. Maar er was iets anders wat zijn aandacht had getrokken. Het klonk gesmoord en weg gedrukt door de inmense muren van het kasteel maar hij had het duidelijk kunnen onderscheiden van alle andere "normale" geluiden. Het klonk als een gil. Als iemand die bang was. En het kwam bij de trap vandaan die leidde naar de kerkers.
Bovenaan de trap keek Auru even twijfelend het duister in. Voor zover hij begrepen had werden de kerkers niet langer meer gebruikt als strafmaatregel. Iets waardoor hij zich afvroeg wie daar beneden dan was en vooral, waarom. Misschien was iemand over de trap uitgegleden en lag nu beneden met een gebroken been, hopend voor hulp. Maar waarom zouden ze dan gaan gillen in plaats van roepen om hulp? Met nog een lichtelijk tegenstrijdig gevoel daalde hij uiteindelijk toch de trappen af. Het was donker beneden. Om de zoveel meter brandde er een kaars in een kandelaar aan de muur, al verspreidde die maar net genoeg licht om niet op je plaat te gaan. Met langzame passen liep hij verder. Het geluid van zijn hakken echoede tegen de muren en weerkaatste terug naar hem. Het was makkelijk om hier gedesoriënteerd te raken en het idee te verliezen welke kant je op liep. Een gedachten die niet belangrijk meer was toen hij, niet heel ver bij hem vandaan, ineens iemand hoorde roepen. Geen gil, maar wel een persoon die behoorlijk in de stress zat. Hij versnelde zijn pas. Rende het laatste stuk zelfs totdat hij een schim zag zitten. 'Hallo?' zijn Novaanse accent duidelijk hoorbaar in zelfs dat ene woord. Met een enkele knip van zijn vingers verscheen een zwevende lichtbol boven zijn hand. Het warme licht dat de bol verspreidde was een stuk praktischer dan de enkele kaars. Voorzichtig liep hij verder op de schim af totdat de bol ook haar gelaat kon verlichten.