De maan stond hoog aan de nachtelijke hemel en wierp akelige schaduwen op de koude grond van het Duistere woud. De wind waaide langzaam langs de verdorde bladeren die aan de knoestige oude bomen hingen. Een bijna huilend geluid kwam hieruit voort. Paren van lichtpuntjes zaten verscholen tussen de wortels en de bladeren. Starend en bijna afwachtend keken de ogen voor zich uit.
Het was een gewone nacht, waar de schaduwen de overhand hadden. De strijdt tussen licht en duister was nog niet gewonnen. Nee, integendeel. Waar licht was, was het duister. En waar het duister heerste, was er licht.
De kleine lichtgevende ogen leken uit hun trans te ontwaken en draaide in een andere richting. Naar een plek op het zanderige, met kronkelde wortels bedekte pad. Iets ongewoons leek te gaan gebeuren op deze ongewone duistere avond. Alleen wisten de mysterieuze dieren van het donkere woud nog niet wat.
Met een klap viel Seth op de grond. Hij voelde het droge zand onder zijn lichaam, toen hij besloot te blijven liggen op de koude grond. In zijn rechter hand voelde hij een brandende pijn. Waarschijnlijk was hij ergens langs geschaafd tijdens zijn val. Seth voelde hoe zijn lichaam even tijd nodig had om bij te komen van zijn val en liet zijn ogen wennen aan het donker. Veel zag hij nog niet. Dat was ook niets vreemds, aangezien hij aan een oog blind was en een boomstronk voor zijn gezichtsveld stond.
Seth zuchtte en kwam langzaam overeind. Toen voelde hij beter de klap die zijn lichaam had gemaakt. Hij voelde zich wat duizelig terwijl een drukkend gevoel toenam in zijn hoofd. Seth raakte de pijnlijke plek op zijn rechter hand aan. Het voelde nat en zanderig aan. Bloed, dacht Seth, maar maakte zich daar niet druk om.
Daarna keek Seth naar boven. Hij zag de maan boven het bladerdak van de bomen op hem schijnen. Met dit licht, afkomstig uit de hemel, kon Seth zijn rugzak vinden, die tussen de wortels van een oude boom terecht was gekomen. Met een krampachtige beweging greep Seth zijn spullen en deed zijn rugzak op zijn rug. Seth observeerde nogmaals zijn omgeving. Hier moest hij niet zijn. Hij had geen idee hoe hij hier was gekomen, maar het leek alles behalve de Academie. Nogmaals zuchtte Seth. "Dan maar lopen" zei hij hardop tegen zichzelf en stapte over een boomwortel heen. Hij volgde het zanderige pad, wat soms moeilijk te onderscheiden was van de rest van de omgeving.
Nu was zijn zicht gewend aan de duisternis van het woud. Langzaam, maar besluitvol liep Seth langs de lichtgevende ogen die hem na staarden.
Seth voelde geen angst in dit woud. Integendeel, hij voelde zich meer op zijn gemak. De duisternis genas hem van zijn zorgen en zijn overpeinzingen. Het gaf hem kracht en vastberadenheid. In tegenstelling tot het licht, wat hem verblinde en migraine gaf.
Seth zag nog geen teken van de school, noch tekenen van beschaving. Het woud leek oneindig door de dichte begroeiing. Seth kan zijn dierlijke vorm aannemen en boven de bomen uit vliegen, maar dat deed hij niet. Hij koos voor de moeilijke weg.