Enma lag op haar buik op een stukje gras in de geheime tuin. Ze was hier de laatste tijd vaker te vinden dan op school zelf. Haar rechterarm had ze gestrekt en haar linkerarm had ze gebogen in een hoek zodat ze met haar kin op haar linkerhand kon steunen. Haar blik was haast hypnotiserend gericht op de orchideeën voor zich. Haar ogen waren half geloken. De rode gloed die haar ogen normaal gesproken bezaten was dof en vaag, een teken dat ze moe was. Het werd haar de laatste tijd sowieso te druk op school. Teveel mensen. Met een lichte zucht draaide Enma zich op haar rug. Met haar gestrekte arm plukte ze een orchidee. Ze streek teder over de zachtjes blaadjes. Zo lang mogelijk genietend van de wee zoete geur voordat de blaadjes omkrulde en tot stof vergingen in haar handen. Enma opende haar handpalm met het grijze stof en een lichte windvlaag blies het van haar hand af. Ze sloot even haar ogen. Ze wou nergens aan denken. Alleen aan orchideeën. Haar enige stukje schoonheid in haar leven. En het vreselijke feit dat ze het niet eens mocht bezitten. Vrevelende vloek ook. Ze haatte het! Verachtte haar eigen krachten. Wat ze wel niet ervoor over had om een dag als een normale magier tussen de anderen te lopen.