Horatio ..
PROFILEReal Name : Sergeant Pepper Puppycat Posts : 56 Points : 0
| Onderwerp: El Fauno ma jan 12 2015, 00:29 | |
| Naam: ‘Mijn naam? Oh ik heb zo veel namen. Oude namen die alleen de wind en de boomtoppen kunnen uitspreken. Ik ben de berg, het woud en de aarde. Ik ben.. Ik ben een faun. Uw meest nederige dienaar… Desalniettemin is er een naam. Ik luister naar de naam Sýmvoulos Satyr.’
Leeftijd: ‘Hoe oud ik ben kan ik u niet vertellen omdat ik dat simpelweg niet weet. Ik neem aan dat u uw menselijke jeugd kunt herinneren, zoals ieder ander mensenwezen. Ik heb geen jeugd gehad. Sterker nog. Ik ben niet geboren uit twee biologische ouders of uit een ei gekropen zoals elk mensen, - en dierenwezen. Ik ben ontstaan en kwam tot leefde. Ik kan mij echter wel zekere gebeurtenissen herinneren. Van lang vervlogen tijden. Dus wat ik wel kan zeggen is dat ik heel oud ben.’
Afkomst & Magiesoort: ‘Ik, als faun, ben afkomstig van de planeet der wouden; Gren. Daar heb ik veel van mijn eerste bestaansjaren doorgebracht. Daar leefde ik diep in het moerassige woud van I mitéra déntro, onze moederboom, waar ik één was met de vele flora en fauna. Ik beschouw het woud als mijn moeder en bezit haar beeldschone magie. Mijn laatste jaren heb ik echter doorgebracht op de planeet der aarde; Erd. Net als op Gren bracht ik mijn dagen door op een plek ver van de moderne mens. Ik had een thuis gevonden in een grot onder de harde aardoppervlak van de berg Mah Gora, op de zand en steen planeet. Ik vermeed zoveel mogelijk contact met de mensenwezens. Ik merkte namelijk al snel dat ze een zekere .. angst voor mijn bestaan gingen koesteren. Ik leefde met de mythische zand, - en steen wezens, leerde en viel zo voor de krachtige maar koppige magie van de aarde. De magie van het woud zal altijd een tweede natuur voor mij zijn, maar de magie van aarde zit voorgoed in mijn hart.’
Grootte, gewicht & bouw: ‘Zoals u wellicht al heeft gezien ben ik lang. Erg lang. Ik ben, om precies te zijn, maar liefs twee meter en drieënvijftig centimeter. En dat is niet eens als ik me in mijn volle lengte uitstrek. Ik moet bekennen dat ik er een gewoonte van ben gaan maken om iets voorover gebogen rond te lopen. Laten we zeggen dat ik me ben gaan aanpassen aan mijn omgeving. Mijn postuur is wat aan de dunne kant. Ik bezit geen dikke massieve spieren. Ik bezit de mythische kracht van mijn moeder, de natuur, wat verborgen zit in mijn lichaam. Net als mijn postuur heeft de natuur mij slanke dunne en vooral lange vingers geschonken. In het geheel zou je kunnen zeggen dat ik wat uit de toon val tussen al jullie mensenwezens. Wat mijn gewicht betreft is het niet meer dan duidelijk dat het meeste daarvan in mijn massieve horens zit. In combinatie met mijn lengte zal ik dan ook niet een echt lichtgewicht zijn, al doet mijn bouw daar wel aan denken. Mijn precieze gewicht weet ik niet en interesseert me evenmin.’
Vachtkleur & oogkleur: ‘Mijn huid bestaat niet perse uit vacht. Ik mag dan misschien veel weg hebben van een hoefachtige, dat maakt mij nog geen dier. Nee, mijn huid heeft eerder de textuur van hout. Ik heb het altijd een prettig idee gevonden dat ik letterlijk uit hout gesneden lijk. Ik ben soms wat stram en stijf dus wellicht is dit ook daadwerkelijk het geval. Dat zou ik alleen niet met zekerheid kunnen zeggen, want ik kan bloeden. Net zoals jullie mensenwezens. Op mijn hoofd en langs mijn kaaklijn groeit echter wel haar. Dit lange dunne haar is bruin van kleur, al heb ik gehoord dat het ook naar rood neigt. Mijn oogkleur is wat aan de lichte kant. Het neigt naar lichtblauw wit. Dat zouden jullie me beter kunnen vertellen, aangezien ik het uitermate nutteloos vind om elke dag mijn eigen spiegelbeeld te bekijken. Dat het een dierlijk oog is, is duidelijk te zien.’
Stem, verschijning & andere opvallende uiterlijke kenmerken: ‘Mijn stem is diep, laag en ruw. Er is mij verteld dat ik veel keelgeluiden maak en ik spreek met een duidelijk Grenaans accent. Als zeldzaam mythisch wezen heb ik het effect om angst of ontzag op te wekken. Zeker met mijn lengte. Ook wordt ik veelal als oud bestempeld. Een feit wat ik niet echt kan ontkennen, maar wat mij zeker niet minder krachtig maakt. Mijn gezicht is zeer kenmerkend. Mijn wijd uiteen staande grote ogen, mijn brede voorhoofd waar twee spiraalvormige tekens op staan, mijn geitachtige oren en mijn platte neus geven mij dat typische dierlijke. Evenals mijn benen, die veel weg hebben van de achterpoten van een geit. Verder is mijn lichaam bedekt onder houtbegroeiingen en mos, wat van mijn jaren op Gren en ook Erd gekomen is. De twee spiraalvormige tekens staan niet alleen op mijn voorhoofd maar ook op mijn borst. Als laatste heb ik, tot mijn grote ergernis, ook nog een klein puntstaartje. Laat me daar alstublieft niet verder op in gaan. Om het kort en bondig te zeggen lijk ik een mengeling van een uit hout gesneden mens en geit. Maar noemt u mij maar gewoon een faun.’
Geaardheid & partner: ‘Dat gaat u niets aan, dus hou alstublieft zulke belachelijke vragen voor u!’
Likes en dislikes: ‘Likes? Wat is dat nou weer voor benaming… Kunt u geen betere term voor sympathieën en antipathieën verzinnen? Hmm.. Laat mij eens denken,’ ‘Er zijn zeker een aantal zaken waar ik sympathie voor op kan brengen. De kern van mijn bestaan staat ten alle tijden in sterk contact met moeder natuur en de elementen. Ik heb een grote liefde voor beide en hun magie. Daarom bied ik mij dan ook met alle nederigheid aan als dienaar en adviseur van de Legendarische Magiërs.’ ‘Ik bezit een zekere voorliefde voor muziek, waarbij ik zeker niet alleen sta. Echter bezit de puurheid van één enkele stem of de zoete klanken van één enkel instrument of zelfs de kleurrijke muziek van de natuur meer schoonheid, naar mijn mening, dan de vele gewilde combinaties van deze tegenwoordige tijd.’ ‘De grootste afkeer die ik bezit is toch wel voor de technologie. De automaten en mechanistische apparaten. Ik heb nooit een antwoord op de vraag “waarom?” kunnen geven. Het is gewoon zo onnatuurlijk..’ ‘Waar ik ook zeker niet het nut van in kan zien zijn die zogehete “tafelmanieren” die jullie mensenwezens aangenomen hebben. Er bestaat geen enkel wezen, behalve jullie mensenwezens, die er maar ook iets om zal geven hoe netjes ze hun voedsel opnemen. Verwacht ook beslist niet van mij dat ik me anders zal gedragen in het bijzijn van jullie mensenwezens als ik mijn voedsel verorber. Ik begrijp überhaupt de vele typische kenmerken, die jullie bezitten, niet. Een van de redenen waarom ik me nooit te veel liet zien in jullie wereld.’ Angsten: ‘Of ik angsten bezit weet ik niet. Ik kan het me vooral ook niet voorstellen. Ik ben nog niet bang geweest. Niet voor de natuur, want mijn moeder zou me nooit zonder reden kwaad willen doen. Ook niet voor jullie mensenwezens, want geen van jullie zou mij ooit kunnen bedreigen. De dood evenmin. Als het mijn tijd is, zal het mijn tijd zijn en laat ik me gewillig meenemen naar het onbekende. Wellicht heb ik nergens angst voor omdat ik het zal accepteren. Of misschien omdat ik weinig waarde schenk aan de dingen in mijn bestaan. Bezorgdheid en zorgen ken ik zeker wel. Voor de onschuldige en zwakkere wezens in dit universum.’
Karakter: ‘Hmmm, mijn karakter. Dat is een interessante vraag… Ik zal mijn best doen om hem te beantwoorden. De zelfkennis voor dat antwoord heb ik in zekere zin wel, maar dat is nooit te vergelijken met het perspectief van een ander. Ik zal nooit ontkennen dat er naast de dierlijke kenmerken in mijn uiterlijk ook veel dierlijk instinct in mijn innerlijk terug te vinden is. Of ik daar trots op ben kan ik niet met zekerheid zeggen. Mijn nieuwsgierigheid is soms wat .. ahum.. overheersend. Gelukkig ben ik ook altijd op mijn hoede. Ik zal nooit ergens roekeloos op afstappen enkel en alleen uit stompzinnige nieuwsgierigheid. Dit komt, naar mijn vermoede, omdat ik sterk op geuren, kleuren en licht reageer. Mijn reacties zullen zich daarop aanpassen. Door die versterkte zintuigen heb ik mij lang als vluchtdier gedragen. Het zal een uitdaging voor me zijn om die drang weer te onderdrukken nu ik me, op eigen keuze, onder de mensen zal gaan begeven. Wat de mensen betreft.. In mijn ogen bestaat er een sterk verschil tussen jullie soort. En op dat verschil baseer ik mijn gedrag tegenover iedere individu. Ik ben een dienaar. Ik ben geschapen om te dienen en adviseren. Om de bevelen van mijn meerdere te volgen. Voor lange tijd is dat altijd alleen de natuur geweest. En ook daar was er een verschil in de krachten en zwakheden. Onder de mensen zal ik vooral zeer onderdanig en eerbiedig naar mijn meesters en meesteressen zijn; De legendarische Magiërs. Zij zijn de kern en kracht van ons universum. Hun macht echter moet met grote voorzichtigheid behandelt worden. Ik heb verschillende tijdsperiodes meegemaakt waarin dat niet gebeurde. Ik weet dat deze mensen een zware verantwoordelijkheid dragen en ik voel mij sterk geroepen om hen daar nu bij te helpen. Hen te dienen en bijstaan in hun moeilijke taak.’ ‘Stel je nu het volgende beeld voor. Een woud, gevuld met al zijn bekende organisme. De zoogdieren, de vogels, de vissen en insecten. Alles dat samen leeft in één prachtig ecosysteem. Zie nu, in dat ecosysteem, een hert. Het dier loopt daar statig door het woud, houd zich enkel bezig met zichzelf. Foeragerend, zijn instincten volgend. Hij passeert een mierenhoop. Deze mierenhoop is rijk aan leven. Ze hebben hun eigen manier van samenleven en hun eigen regels. Iedere mier weet zijn eigen rang en volgt een bepaald pad in zijn leven. De hoop is in principe gewoon een mini gemeenschap. Toch schenkt het hert geen enkele interesse in die bijzonder geregelde mini gemeenschap van mieren. Hij loopt de hoop zo voorbij. Hij bewaard een respect voor de kleine insecten, want een groep zo groot zou hem op zijn zwakkere momenten zo kunnen vernietigen. Hij zal er niet in de hoop trappen met zijn lange poten en scherpe hoeven, maar het hert is alles behalve geïnteresseerd. Het deert hem niet als hij in zijn voorbijgaan misschien enkele van de miljoenen mieren tot de dood vermorzeld onder zijn hoeven. De mieren zijn niet belangrijk genoeg om zijn aandacht te vragen. Zó zie ik alle andere mensenwezens. Ik heb tot een zekere hoogte respect voor jullie soort. Ik kan sympathie opbrengen voor enkele van jullie, of jullie uitvindingen, zoals muziek en de instrumenten. Sommige van de verhalen en de manier hoe jullie leven. Maar grotendeels interesseren jullie me weinig. Ik besta niet om deze groep aan mensenwezens te helpen. Als dat het geval was, was ik in een hele andere vorm gekomen. Ik begrijp als u mijn grote respect en eerbied voor een groep mensen en mijn sterke desinteresse voor de andere erg onbegrijpelijk vind, maar zoals ik dus al zei. Het interesseert mij weinig wat u wel en niet begrijpt. Er zijn zeker een aantal uitzonderingen te vinden. Ik zal mijn aandacht zeker richten op de onschuldige. Mochten zij om mijn hulp vragen. Voor de rest van jullie is het nog maar de vraag hoe je mijn aandacht én interesse weet te krijgen. Mocht je die toch krijgen en zie ik iets waardevols in jouw dan zal je mijn onverdeelde aandacht krijgen. Dan help ik graag en zet ik alles voor je aan de kant. Alles, behalve mijn taken voor hen die ik dien.’ ‘Eens even denken.. wat kan ik nog meer vertellen over mijn karakter.. Ah, ja. In de korte periodes dat ik mij in het verleden me wél onder jullie mensenwezens heb begeven is mij vaak verteld dat ik een wat harde of zelfs harteloze kijk op het leven heb. Ik denk dat ik dat trekje van mijn moeder heb gekregen. Net als moedernatuur laat ik de dingen gebeuren. In die zin bedoel ik dat ik niet te hulp zal schieten als iemands leven bedreigd wordt. Een ree die niets vermoedend loopt te grazen op een weiland en een roofdier die het besluipt? Ik zal nooit die ree te hulp schieten door het te laten schrikken of het roofdier te verjagen, mocht ik in de buurt zijn. Ik zal de natuur zijn gang laten gaan. Zo is het vaker voorgekomen dat moeders met hun pasgeboren kind onder mijn oog zijn gestorven. Het is een trieste zaak, maar alleen de sterkste overleven. Echter vermoed ik zeker dat ik in tweestrijd zal komen, mocht het ooit om een Legendarische magiër gaan bij wie ik in dienst ben. Ik kan niet met zekerheid zeggen wat ik dan zal doen.’ - Algemeen:
Volledige naam: συμβουλος σατύρ Sýmvoulos Satyr Roepnaam: Sýmvoulus, Sým, Satyr Leeftijd: oud Afkomst: Gren Magie: Woud en aarde Grootte: 2,53 meter Gewicht: Zwaar Bouw: Lang, slank, pezig en houterig Vachtkleur/ kleur schubben/Etc.: bruin/rood Kleur ogen: Lichtblauw wit Likes: De natuur, de elementen en diens vertegenwoordigers, de legendarische heren en vrouwen, zang & muziek, jonge pure kinderen, de nacht, bekoorlijke jonge dames, bosfeeën & nimfen. Dislikes: Elektronica en mechanische apparaten, onbelangrijke mensen met hun rare maniertjes, ongehoorzaamheid, genegeerd worden, gevreesd worden zonder reden, valse beschuldigingen Angst: Bezit hij niet, enkel bezorgdheid voor andere Geaardheid: Hetero Partner: - Uiterlijk: http://coolvibe.com/wp-content/uploads/2012/01/Fantasy-Art-Simon-Favreau-McNulty-Pans-Labyrinth-Luz-de-la-Luna-992x1236.jpg Extra: De faun kan vele talen spreken. Ook allang vergeten talen en talen niet bekend voor mensen. Karakter: De faun is niet echt slecht maar ook niet goed. Je kunt soms met weinig zekerheid zeggen wat hij van plan is. Tegen over jonge kinderen heeft hij iets vaderlijks en liefs, wat best wel een beetje eng over kan komen voor de ouders XD Maar in meeste gevallen loopt hij de mensen voorbij alsof ze lucht zijn. De mensen met wie hij een goeie sterke band heeft zal het compleet het tegen over gestelde zijn. Dan is hij onderdanig, beleefd, vriendelijk en behulpzaam. Aan de andere kant kan hij wel heel furieus en harteloos reageren als je hem dwars zit. Hij blijft een faun en hunkert toch altijd op een zekere zin naar lust, genot en een bepaalde vrijheid. Niet zozeer in “ik heb geen baas” soort van vrijheid, maar meer in de zin dat hij dingen kan doen die hij graag wilt. In zijn eerste bestaansjaren was hij een heuse verleider en plaaggeest voor de schuwere, verlegen vrouwelijke creaturen in zijn leven. Dat stukje van hem zit er nog steeds wel. Diep verstopt in de hardnekkige resten van het jaren en jaren eenzaamheid waarin hij leefde. Hij heeft ook echt wel iets beestachtigs wat soms aandoenlijk maar vaak ook storend kan zijn. Hij doet altijd wel zijn best om dat in het bijzijn van mensen te onderdrukken. Hij weet veel van de werelden waarin hij leeft, maar loopt er niet mee te koop in hoe rijk hij aan kennis is en qua magie is hij sterk maar zeker niet de sterkste. Geschiedenis:De faun is ontstaan uit de natuur. Zoals zijn uiterlijk verraad is hij stukje bij beetje gegroeid tot wat hij nu is, nog voor hij ademhaalde, als een boom. Dit proces heeft eeuwen geduurd. Dat er magie bij kwam kijken om het leven in hem te laten ontluiken is niet verrassend. Maar dat is bij elk mythisch wezen toch? Dit gebeurde allemaal op Gren, aan de voet van de moederboom. Zijn eerste levensjaren, en vrijwel de meeste jaren daarna op Gren, leefde hij in harmonie met de verschillende magische en niet magische wezens in het bos. In zijn jonge jaren was de faun een vrolijk en ondeugend boswezen. De wijn van de bosfeeën was zeer bij hem geliefd en hij stond al snel bekend om het verleiden van de nimfen. Hij leefde nog volledig een lustvol en instinctief leven als een sater. Vandaar zijn naam Satyr. Na tientallen jaren kalmeerde die kant in hem. Hij gaf niet meer zoveel om de wellust in zijn leven, al bleef hij altijd een voorliefde voor de schone dames hebben. Iets waar hij nog steeds niet vanaf is en waar hij ook liever niet over praat. De faun wist lange tijd niets van het bestaan van de mensen af tot hij ze naar een eeuw tegen het lijf liep. Hij zag de angst die hij inboezemde, hij wist dat hij een onbekend iets was voor de mens. Dus bleven de mensen een lange tijd weg uit de moerassen en bossen waar hij was ontdekt. Zo ontstonden er vele legendes over hem in die tijd. Zijn eerste echte contact met een mens was decennia later. Een vrouw die eenzaam en afgelegen in het moeras woud woonde met haar kudde geiten. Zij was een magiër en leerde hem zijn magie, die hij altijd al had, beter te beheersen. Hun band werd al snel vriendschappelijk. Hij begon met haar te leven. Woonde onder haar dak, at haar voedsel, deelde met haar het bed en ook al snel de liefde. De uitzonderlijke band die hij met haar had maakte hem gelukkig al leek hij veel op die van een dienaar. Hij zorgde voor haar, hielp haar en stond haar bij tot haar laatste adem. Na haar overlijden is hij voorgoed uit dat moerasbos vertrokken. Hij trok Gren in. Vele hadden hem weggejaagd, andere vluchten voor hem maar er waren altijd mensen die hem ook een warm welkom schonken. En veel van die mensen waren Magiërs. Toen nog een zeldzaam ras. Hij leerde hun verhalen en magie. Hij leerde van de Legendarische Magiërs en diens adviseurs. De faun herinnerde zich zijn gelukkige bestaan bij de herderin en besloot om op zoek te gaan naar de Legendarische Magiërs om dat leven opnieuw te krijgen. De zoektocht was vreselijk lang en moeilijk, aangezien hij vaak gevreesd werd. Helemaal sinds er maar weinig van zijn soort gezien of bekend was. Hij had zelf nog niet eerder een soort genoot ontmoet. Al snel groeide zijn gevoelens jegens de mensenwezens afstandelijk. Hij verstopte zich weer in de wouden. Bood enkel en alleen nog hulp aan hen die magie bezaten. Zo heeft hij erg lang op Gren rondgedwaald. Zoekend naar iets wat hij niet kon vinden. Sinds het eerste moment dat hij gehoord had over de Legendarische Magiërs voelde hij zich geroepen hen te vinden, maar het leek telkens tevergeefs. De dag dat hij het bestaan van de shuttles ontdekte pakte hij zijn zoektocht weer met hoop op. Hij zei Gren wellicht voorgoed vaarwel en kwam terecht op de harde planeet Erd. Daar werd hij helemaal gevreesd en zelfs gehaat door het koppige volk van de planeet. Hij werd verjaagd en vond zo zijn schuilplek onder de grond, in een gigantische grot. Op de bodem van die grot bevond zich een zeldzaam ondergronds meer. Daar leefde en leerde hij van de mythische zandwezens. Ondanks de haat die hij had ontvangen van diens volk had Erd zijn hart gestolen. Hij had het gevoel dat hij na een lange tijd eindelijk thuis gekomen was. Enkele decennia nadat hij zijn intrek had genomen in de grot, goed verstopt van de mensen, waar hij in alle rust kon leren en leven, viel er iets onverwachts in zijn leven. Letterlijk. Het licht dat de grot ieder dag verlichtte kwam van een gat in het plafond. Precies hetzelfde gat waar de faun door gevallen was en zo het ondergrondse meer in de grot ontdekt had. Met wat geluk was de faun toen in het meer beland in plaats van op de steenharde oever. En nu was er weer iemand doorheen gevallen. Een jongen, en hij was net aan in het water beland. Echter niet zonder botbreuken. De faun greep hem vast, trok hem uit het water en eiste een antwoord op de vragen hoe hij de schuilplaats had ontdekt en wat hij wilde. Verlamd van pijn en schrik lukte het de jongen niet om te antwoorden. En wantrouwend als de faun gegroeid was naar de mensen haalde hij uit om de jongen dood te slaan. Tot zijn geluk kwam de jongen net op tijd bij zinnen en smeekte om genade. De faun vroeg waarom. En de jongen vertelde hem, met tranen in zijn ogen, dat hij een wees was. Dat zijn arme ouders waren gestorven en zijn oudste broer hen had verlaten. De jongen was de enige die nog voor zijn kleine zusje en zichzelf zorgen kon. Stellend en bedelend door de stad. De faun keek op de gewonde wees neer. Hij geloofde zijn verhaal, zag de waarheid en de pijn in de blik van de jongen. Dus besloot hij de gebroken botten van de jongen te verzorgen, met een beetje hulp van magie natuurlijk. De jongen vertelde dat hij van de faun had gehoord en het niet geloofd had. Uit nieuwsgierigheid en ongeloof was de jongen gaan zoeken in het bergachtige gebied boven de grot. Het was een verraderlijk en doolhofachtig gebied en zo was de jongen bij de faun terecht gekomen. Toen zijn gebroken plekken verbonden waren bracht de faun de jongen naar de enige andere uitgang die hem terug naar de stad zou leiden, waar de jongen hem bedankte en beloofde dat hij iedereen zou vertellen hoe erg mis ze het hadden. De faun was niet gevaarlijk of kwaadaardig. Een paar maanden later werd de faun verrast door een onverwachts bezoek van de jongen, samen met zijn kleine zusje. Het meisje eerst nog schuchter en verlegen raakte al gauw gebiologeerd door de grote faun. En zo gebeurde het dat de jongen en zijn zusje elke week terug kwamen. De faun voedde ze, als dat nodig was, kleedde ze, als dat nodig was en hielp ze met van alles. Ook dit bleef een aantal maanden aanhouden. Tot de jongen op een dag terug kwam met niet alleen zijn zusje, maar ook een jongeman. Aan de overeenkomsten in de gelaatstrekken van de twee jongens wist de faun dat dit de verdwenen broer was. De jongen had geluk en rijkdom gevonden in de handelswereld en was terug gekomen om zijn broertje en zusje op te halen. En met dat blije nieuws kwamen ze ook vertellen dat ze wisten waar de Legendarische Magiërs tegenwoordig verbleven. Op Starshine Academy. Met de hulp van de oudste broer kwam hij in contact met de huidige Heer van Aarde om zijn diensten aan te bieden.
|
|