Het kwam eraan. Alle voortekenen waren aanwezig geweest. Dalende temperatuur, de dag dat het officieel winter was. Gevolgd door de eerste vrieskou, de eerste sneeuwvlokjes die neerdaalden op de rood-glimmende neuzen van verkouden snotkinderen. Al deze dingen leidden tot één ding: De feestdagen. Het was een grote hel, van vrolijkheid, mensen die in het openbaar hun pyjama droegen omdat het immers vakantie was en koekjes die op willekeurige plekken achtergelaten werden, om te delen, omdat iedereen zo veel van elkaar hield. Hij had de neiging gehad om het plakkerige glazuur van de koekjes te vergiftigen, al was het maar met een braakmiddel. Maar het was beneden zijn stand om te staan kloten met schaafsel en poedersuiker en water, om zo een vies glazuurpapje te maken. Hij zou niet eens weten hoe dat moest, het aspect koekjes bakken ontbrak volkomen aan zijn jeugd.
Wat wilde je ook, als je je moeder tot waanzin gedreven had. Zo zag Dominic het niet helemaal, maar als hij iedereen hoorde praten over familiebezoekjes en kerstdiners kon hij ze toch niet verdringen: De gedachten aan zijn familie. Zijn moeder, dood, zijn zusje, nog doder. Zijn vader? Wegrottend in de gevangenis, voor nog 3 jaar, daarna zou hij voorwaardelijk vrij kunnen komen of naar een ietwat vrijere tbs-kliniek mogen. Zouden ze daar gezellige bezoekuren hebben? Wat maakte het ook uit, hij zou de moeite niet doen om helemaal naar Shadra te reizen voor zijn vader. En als hij hem zou zien zou hij toch enkel staren, ijzig vragen of zijn vader al spijt had van zijn beslissing om zich op te offeren voor zijn laatst overgebleven nageslacht.
Maar dat zat nou eenmaal in de genen van mensen, er werd geselecteerd op degene die het meeste nageslacht rond kon laten kruipen op de wereldbol uiteindelijk. Iets waar de armste sloebers van Shadra trouwens wel pap van hadden gegeten, zo had Dominic de laatste maanden gemerkt. Steeds meer irritante jochies die aankwamen met een ego van hier tot Nova, die dachten de meest duistere, badass personen van het universum te zijn. Hoe vermakelijk het ook was om hen mee te nemen naar de kerkers en daar een spelletje in 'wie is het snelste bang' te spelen, in de kersttijd haalde ieder kind het bloed onder zijn nagels vandaan. Ze waren zo ontzettend goedgelovig, briefjes schrijvend naar een man zonder adres, een man zonder gezicht. Eentje die in de nacht kwam, net op de momenten wanneer alle kindertjes sliepen. Dat kwam goed uit zeg. En dat noemde zich een goedheiligman.
Dominic had cadeaus zien liggen, had er twee meegepakt en in een afvalbak gesmeten, de verleiding weerstaand om toch even te spieken of zijn naam erop stond. Waarom zou hij. Het enige wat de Kerstman te bieden had waren knuffeldieren en andere lieve cadeaus. Het diner had hij overgeslagen, de geur van gebraden vlees en honderden bezwete kinderen in nette kleren maakte hem misselijk. In plaats daarvan had hij wat pillen achterover geslagen zonder echt op de labels te letten, hij had de laatste maanden een terugval beleefd die het nogal lastig maakte om zich te concentreren zonder die vervloekte dingen. Dan zag hij in het pikdonker lichtflitsen, werd duizelig, kon zijn zicht en gedachten niet meer goed controleren. De nadelen van de pilletjes wogen daar wel tegen op. Dus belandde de jongen met een lichte overdosis, die zijn magere lichaam zonder voedingsstoffen niet echt goed kon verwerken, in de kerkers. Helemaal fucking alleen. Heerlijk.
Geen gezang, geen gegiechel van puberale kinderen, maretakken en kusjes op de wang, niets. Hij duwde met zijn voet een roestige celdeur open, liet zich neerzakken op de houten plank die een bed voor moest stellen. De cel was als het goed was al eeuwen niet meer gebruikt maar alsnog lag er een voddige lap vol mottengaten en andere zooi. Maar verplaatsen was te veel moeite, hij schoof de doek opzij en leunde met zijn hoofd naar achteren tegen de muur, starend naar het plafond. Zucht.. De stilte was toch te overweldigend hier. De jongen begon afwezig de stenen van het plafond te tellen, met zijn voet ritmisch tikkend op de maat van het kraken van de celdeur die gevaarlijk heen en weer zwiepte.
[Gereserveerd voor Lightning~]