Dominic stond op van zijn stoel en liep naar de wasbak. Het was 6 uur 's ochtends. Hij was wakker. Nog steeds. Na een lange nacht. Uren. Uren en uren. Stil zitten en niets doen. Ogen gesloten. Stilte. Luisteren naar je eigen ademhaling, je hartslag. De neiging krijgen het bloed pompende orgaan stil te zetten. Het geluid te stoppen. Stilte. Pas dan zou het echt stil zijn. Nu klopte zijn hart door. Pompte warm bloed door zijn gevoelloze lichaam. Door de kou waren zijn vingers stijf geworden, dus al staande wiebelde hij ermee heen en weer. Hij waste zijn bleke gezicht, fatsoeneerde de ravenzwarte haren ietwat tot een nonchalant-slordig kapsel ontstaan was.
Zoals wel vaker na een nacht zonder slaap pakte Dominic afwezig zijn mes. Na een aanvaring met Rhine, de slettenbak, had hij het blad moeten vervangen, zo geruineerd was dat geweest. Hij klapte het mes in en uit. De scherpe snijkant van het mes was zo aanlokkelijk. Het was te glinsterend, het miste iets. Vocht, rood vocht, kleverige vloeistof. Het zou over het blad lopen, de zilveren spiegel van metaal bedekken met een roze laagje. Alles wat hij ervoor hoefde te doen was snijden. Een stuk ongeschonden huid tegen het mes houden. Het zou vloeien. Bloed zou vloeien.
Maar zichzelf mutileren was hem te min. Nee. Zijn leven was kostbaar, naïeve figuren, dié moesten bloeden, boeten voor hun domheid. Dominic verliet in een overhemd en donkere broek zijn kamer, even net en verzorgd als wanneer hij een normale nachtrust gehad had. Hij liet zijn vermoeidheid niet doorschemeren, want dat was een teken van zwakte en wie zwak was die verloor. Die verloor alles. Hij verloor niet. Hij zorgde dat idioten verloren, hun verdiende loon kregen. Hij strafte de wereld. Bracht zogezegd natuurlijke selectie terug. Domme mensen moesten sterven. Zwakkelingen waren nutteloos, dus ook zij moesten eraan geloven. Alleen wanneer je mentaal en fysiek sterk genoeg was had je bestaansrecht. Niemand op deze school had bestaansrecht. Ze waren naïef als de pest en geloofden stuk voor stuk nog in de kerstman en de goedheid van de mens, twee fabeltjes bedacht door ouders die graag hun kinderen voorlogen. Ondertussen was de zaal bereikt. Hij had zijn mes nog steeds in de hand, dus toen hij een verlaten stukje speelgoed zag liggen pakte hij het gedachteloos op. Met precieze bewegingen begon hij het te molesteren, zijn hele plan om ontbijt te consumeren even naar later verschuivend.
Na enkele minuten was het arme konijntje versierd met een aantal snedes, waarbij Dominic mentaal bloed toevoegde. Hij propte het beestje in zijn schoudertas, waarbij een oor zielig uit de tas ontsnapt naar beneden hing. De jongen stond op, wetend dat wat te eten hem vast zou helpen om minder bloederig en horrorachtig moorddadig te denken. Onderweg naar de etenswaren botste een of ander suf kleutertje echter tegen hem op. Een vloekwoord werd gedacht, maar niet uitgesproken. Hij keek haar aan. Trutje of babyface?
"S-sorry.. het was niet mijn bedoeling." Babyface dus. Zielig geval, nu al.
''Oh- dat zal wel niet nee.'' sprak hij minzaam. Zijn blik zocht naar sporen van gedachten, geheimen, angsten, hoop, dromen, pijn. En hij vond onzekerheid, een gemis leek het wel.
"Doe me geen pijn, alstublieft, Meneer." Ze huilde. Nu al? Dat was wel een erg fijngevoelig kind. Hij grijnsde, maar algauw was zijn gezicht weer vertrokken in de neutrale, afkeurende stand. ''Maar, lieverd, je weet toch zelf ook wel dat je iets fout hebt gedaan?'' sprak hij op terechtstellende, maar niet zo zeer agressieve toon. Alsof hij haar wilde helpen. Alsof hij goedgezind was. Haha. ''En als je iets fout hebt gedaan moet je daarvan leren, nietwaar? Jij deed iets fout en straf is de enige manier om je van je fout te laten leren..'' Hij sprak zachtjes en vriendelijk, hoe hard en dreigend zijn woorden ook waren qua betekenis. ''Snap je?''