Bij valavond droeg Cahaya haar sloffen in haar linkerhand. Knokkelige tenen betraden het koele gras met lange pauzes tussen elke stap. Cahaya neuriede een lied. Het gaf haar een gevoel van verbintenis met thuis.
Goed, ze had op voorhand geweten dat de eerste dagen op deze school bijzonder eenzaam zouden zijn. De hele dag had ze enkel het broodnodige gezegd toen het haar werd gevraagd bij de filialisering van haar inschrijving. Voor de rest had haar stem diep begraven gelegen in haar onderbuik. Het had even geduurd voor ze die weer had opgerakeld en ze stilletjes had beginnen zoemen.
Helaas kon ze deze dagen niet overslaan.
Zo liep ze nu, in het vacuüm van de tijd, te wachten tot de dag ten einde kwam.
Vele meters voor haar keek een haas verschrikt naar haar op. Cahaya zag het broze hartje van het dier hevig te keer gaan. Ze overwoog dichter bij te komen, als bewijs dat zij niet zo angstaanjagend was zoals de anderen waar het beest eerder oog in oog mee had gestaan.
Maar Cahaya met haar rinkelende sieraden en haar vreemde gelaat was voor het beest waarschijnlijk nog angstaanjagender dan een ander. Het idee stelde haar gerust.
Omdat elk geringste geluid of beweging het moment van zijn evenwicht zou ontfutselen, bleef Cahaya roerloos. Zo keken ze beiden een lange tijd behoedzaam naar elkaar, twijfelend over wie zou initiëren. Ze sloot haar ogen en dacht: "Ik kijk niet meer. Spring gauw weg, dan heb ik niet gezien waar je heen bent."
Toen ze haar ogen weer opende zag ze het beest behendig weg huppen over het vlakke veld.
Ze was weer alleen. Toch had de ontmoeting een hoopvol effect op haar gehad. Een haas was net zo bang van haar als van wie het dan ook tegen het lijf had gelopen. Ze was in een zekere zin gelijkwaardig.
Zo neuriede ze verder en stapte in de maat. De rinkelende juwelen om haar enkels zongen mee.
Hmmm hmm hm hm hm. Hmmm hmm hm hm hm.
[Open voor iedereen.]