Met op één geklemde kaken zat Raül in de, nu voor hem veels te drukke, grote zaal. Bijna alle leerlingen waren er, want het was namelijk etenstijd. En ja, hij maakte dit bijna wel dagelijks mee maar alsnog kon hij er maar niet aan wennen. Er was te veel geluid om hem heen, te veel mensen, te veel verschillende magie soorten en energieën. Het was echt verschrikkelijk. Veel kon hij er nu niet aan doen, normaal gesproken ging hij altijd eerder of juist later heen, maar door lessen en een of ander gedoe moest iedereen op een bepaald tijdstip eten. Geïrriteerd maar langzaam blies de platina blonde jongen lucht uit zijn neus. Zijn ijzige blauw en grijs gekleurde ogen staarden naar zijn bord. Er lag nog een stukje biefstuk, gebakken aardappel balletjes en tuinbonen. Maar echt zin om hier langer te zitten had hij niet. Hierdoor schoof hij in een grote hap de meeste aardappels en tuinbonen in zijn mond. Er lagen er nog maar een paar maar het maakte hem niet uit. Ook zijn stukje overgebleven vlees liet hij liggen om dan, al kauwend, op te staan en de zaal uit te lopen. Een enkeling keek hem na, maar niemand sprak hem aan. Raül was nou niet echt een persoon die mensen aantrok, mensen leuk vond en snel vrienden maakte. En eerlijk gezegd vond hij dat allemaal wel best zo. Hij was niet écht eenzaam, heel soms maar, maar hij was wel bijna altijd alleen. Dat laatste vond hij juist heerlijk. Dat eerste was soms wel vervelend, dat lege gevoel van eenzaamheid. Maar dan schudde hij het snel weg. Mensen waren niet te vertouwen en te aanhalerig. Hand hier, vinger daar. Ze moesten hem juist altijd aanraken, waren dat gewoon, terwijl de jongen zelf iets had van; blijf godverdomme gewoon uit mijn buurt. En voor het grootste geval straalde hij dat nu ook wel uit. Al had een klein voorgeval op die vorige dag ook wel mee geholpen. Gelukkig. Één of andere kleine rot dwerg had ham vastgepakt, aangeraakt, zonder zijn toestemming en Raül zijn reactie daarop was dat hij de knul op zijn bek had gemept en tegen de grond had gewerkt. Hij had het ook gedaan als het een meisie was geweest. De jongeman in de nette kleding (zwarte herenschoenen, zwarte broek, wit T-shirt en donkergrijs haast zwart colbert) en met de strak gekamde haren, die in plaats bleven door een gel achtige substantie, werd uit zijn peinzen gehaald doordat er koelere lucht in aanraking kwam met zijn bleke huid. Hij keek rond, wat nog goed kon nu dat het steeds langer licht bleef ’s avonds, en liep verder. Hij was zonder het te beseffen naar buiten gelopen. Zijn brein en lichaam hadden vrijwel zonder dat hij het doorhad gehad de rust opgezocht. Met grote en snelle passen liep de negentienjarige jongen door, richting de kassen. Vanaf daar zocht hij naar de ingang die hij nu steeds makkelijker en sneller vond. Zo liep hij de verborgen tuinen in. Het was hier altijd wel ergens heerlijk rustig. En zo laat op de avond, waren er zo nu en dan tweetallen die een rustig donker hoekje opzochten. Hier liep hij dan nog sneller voorbij. Daar had hij dus echt geen zin in. De takjes en balderen van wat bomen en struiken kietelden zijn gezicht en de grond kraakte onder zijn schoenen. Het groen van de tuinen, de bomen, struiken, de bloemen (eigenlijk gewoon de hele flora wel) liet de woud magiër meer in hem naar boven komen. En hoewel hij daardoor ook een betere connectie met dieren zou hebben, had hij die niet echt. De meeste dieren kon hij niet uitstaan. De enige die hij echt geweldig vond was Ivan. Maar de Grense groene leguaan zat nu lekker op de jongen zijn kamer, onder een hete warmte lamp. Bij een klein poeltje, met daarbij een bankje, kwam de jongen tot stilstand. Hierna ademde hij diep in en uit. Ademde de koele, rustige lucht in en liep daarna naar het bankje. Die veegde hij wat schoon met een droge balderen en daarna een papieren doek, om er dan op te gaan zitten. Zo, eindelijk echte rust. Zowel mentaal als fysiek. Zijn brein nam hem bijna weer weg van het hier en nu, bijna naar het verleden of de toekomst, maar hij hield het zo goed als hij kon tegen. Hij wilde nu even niet te veel denken, iets wat heel moeilijk was, want hij dacht altijd wel aan iets. Zijn zuster, zijn vader, zijn stiefmoeder, zijn echte moeder, over zichzelf, over Ivan, over deze school en iedereen die er aanwezig was of over andere dingen die hij niet echt kon benoemen. Ideeën of gedachtes die zomaar langs flitsten en ook al snel weer weg waren. Met een halve, geagiteerde kreun liet hij zijn hoofd iets naar achteren vallen zodat die steunde op de hoge rugleuning van het bankje en keek naar de oranje/roze en tegelijkertijd ook blauw/grijze hemel.
//Shia