Het was het zachte grinniken van een jongen dat Enma deed omkijken. Langzaam draaide ze haar hoofd zijn kant op en zag hem nog net de jongens-slaapzaal in verdwijnen. Haar geest had kennelijk een rede gehad hierheen te gaan. Enma besloot daarom maar richting de jongens-slaapzaal te lopen. Ze klopte eerst zwijgend op de deur voordat ze die zachtjes een paar centimeter open duwde. Haar emotieloze rode blik keek de kamer even rond maar bleef hangen bij de jongen met zijn lichtbol. Het licht was voor iemand als Enma, die merendeel van haar leven doorbrengt in de duisternis, erg fel. Maar toch hield ze geen hand voor haar ogen of kneep ze ze tot speeltjes. Ze bleef een beetje als gehypnotiseerd naar de lichtbol staren.