Sigurd's vingers streken over het ruige oppervlak van het perkament, vingers glijdend over de inktzwarte muzieknoten. Hij had dit lied altijd al iets moois in zich houden. Het was een wonder hoeveel berichten en worden een lied kon overbrengen, zelfs als er in het lied zelf geen zaten. De emotie die het hield was genoeg. De noten spraken alle woorden die gezegd moesten worden. Dit was vooral hetgeen wat de Cassiaan zo erg aansprak, hoe iemand al zijn emotie slechts in klanken van iets onmenselijks kon leggen. De snaren of toetsen deden al het werk voor de stembanden. Sprekend uit het hart van degene die wist ermee om te gaan. De eerste keer dat Sigurd dit echt duidelijk merkte, was toen hij nog maar een kind was. Hij schat rond de 5, 6 jaar. Hij liep op straat met zijn vader, gewoon op weg naar de markt om de ingrediënten voor het eten van vanavond te kopen. Toch, het kleine jochie wilde perse stoppen toen hij een bedelaar langs de weg zag staan. Een doodgewone bedelaar, een hoed waar een paar munten in zaten voor hem, voor de rest een soort act waar hij geld mee kon vragen van mensen. En die man hield slechts een verwaarloosde viool in zijn armen, die hij verassend goed kon spelen. Sigurd kon niet stoppen met luisteren, doorhebbend hoe het lied het leven van de bedelaar beschreef; lastig, depressief, dingen in die trend. Hij kon niet worden weggetrokken totdat zijn vader een paar munten in de kapotte hoed van de man had gegooid.
Toen, een paar maanden later, was zijn verjaardag aangebroken, en zijn broertje kwam aanzetten met een viool voor hemzelf, alleen niet zo verwaarloosd. Integendeel, het ding zag er prachtig uit, het laklaagje gaf het een mooie glans, de kleur van het donkere hout trok al zijn aandacht gelijk. Ook al was het instrument nog een beetje te zwaar, hij begon alsnog met oefenen, die bedelaar die hij toen had gezien nog steeds op zijn netvlies gebrand. Zijn doorzettingsvermogen bracht hem verder en verder, en nu kon hij alleen maar hopen dat zijn inzet zijn vruchten af zou werpen. Hij kon alleen hopen dat het genoeg was in de klas van Miss Eres aangenomen te worden.
Hij sloot zijn koffertje en stond op, gaf Arkin nog een laatste aai over zijn schubben, en verliet toen de slaapzaal. Hij had een vermoeden waar de vrouw kon zijn, maar niets was zeker. Plus, hij was nog niet heel erg vaak naar het muzieklokaal geweest, dus het kon goed zijn dat hij in het compleet verkeerde lokaal uit zou komen. Maar alsnog, niet dat dat veel uit zo maken. Zolang hij maar een logisch excuus had zou hij zich vast wel uit zo'n situatie kunnen redden. In ieder geval was hij niet van plan om hulp te praten, hij wist dat dat alleen maar gedoe zou worden. Met zelfverzekerde stappen begon hij zich een weg door de leerlingen die nog in de gangen waren te banen, op zoek naar het juiste lokaal. Toen hij bij de lokalen was, opende hij een van de deuren. Al gauw had hij door dat dit niet het juiste lokaal was, geluk dat er niemand binnen was. Toen hij het muzieklokaal bereikte klopte hij op de deur, hopende dat er iemand binnen was en dat het het juiste lokaal was.