Zijn ogen gleden verveeld over de tekens op het papier, dat vreemd aanvoelde in zijn hand. De letters waren zwart, het papier helderwit, en het was niet logisch. Callum kon er nog steeds amper bij dat de mensheid iets als deze tekens gebruikte om te communiceren. Zijn ogen herkenden de vormen wel, maar zijn brein kon de connectie met de klanken niet maken.
Het was hem nooit eerder gevraagd te lezen, laat staan om te schrijven. Callum had nooit iets hoeven lezen – de wind vertelde het hem wel. Hij had nooit wat op hoeven schrijven – anderen hadden dat voor hem gedaan, of hij had de boodschap die hij wilde overbrengen zelf overgebracht.
De jongen had nog steeds geen idee waarom de Puffoonse raad nu ineens had besloten dat hij zou moeten leren lezen, maar het was een feit dat ze het besloten hadden. Leuk vond hij het echter niet en dat liet hij merken ook. Zijn hand verkrampte en verfrommelde het papier tot een bol, die hij daarna met de wind een beetje rondsmeet. Erg nuttig werk, zeker voor een opvolger. Callum couldn’t care less.
Hij besloot dat het voor vandaag wel genoeg was geweest, dat kwartier dat hij had geprobeerd zich op de tekens en letters te focussen. Hij stak niet eens een vinger uit of het raam van zijn slaapzaal blies open en hij zweefde rustig van zijn stoel, landde op zijn vensterbank en liet zich toen vallen.
Het vallen was fijner dan het vliegen, want het vliegen betekende dat hij iets moest doen. Vallen was precies wat het was: vallen. Zijn haren wapperden, zijn kleding trok strak tegen zijn lichaam en zijn lichaam zelf leek de controle ook even te verliezen, voordat hij zo’n twee meter boven de grond afgeremd werd door een handig geplaatst luchtkussen.
Hij zweefde er even, daarna draaide hij handig rechtop en liet hij de wind het verdere werk doen. Callum had inmiddels geleerd dat het prima was om de ander de beslissingen te laten maken, aangezien hijzelf toch bijna nooit een doel had. De wind voerde hem meestal wel naar plaatsen die hem interesseerden, hoe kort het ook was, en als hij er klaar mee was, kon ze hem altijd naar de volgende plek dragen.
Vandaag bleek deze plek een tuin te zijn. Op het kale Puffoon waren er weinig bloemen, weinig planten in het algemeen, maar op deze planeet waren ze in overvloed aanwezig – volgens de verhalen van de wind waren deze tuinen gelijk aan die van Gren.
Maar Callum interesseerde zich niet voor verhalen over Gren en vandaag ook niet in tuinen, dus landde hij op de grond en vervolgde zijn uitstapje te voet. De wind verminderde tot een lentebriesje dat hem zachtjes in de richting van een overwoekerde poort duwde. Hij verzette zich niet en duwde zachtjes tegen het metaal, geholpen door een kleine windstoot. Het opende en de jongen vervolgde zijn weg.
In plaats van de verwachte eenzaamheid bleek er echter een ander aanwezig te zijn. Een sterke ander, die hoogstwaarschijnlijk geen leraar en ook geen leerling was. Het voelde niet zoals Ronodan voelde, maar het deed hem wel denken aan de vergaderingen op de luchtplaneet – was er iets anders aanwezig dan de opvolgers op zo’n dag?
Ja, dat was er. Riku was er vaak, de adviseur van de lucht. Dan zou dat het wel zijn, een adviseur. Niet iemand waar Callum veel mee had, maar wel interessanter dan een tienermeisje of een door hormonen naar alles lustende jongen.
Met een lichte pas bewoog hij naar de jongen toe, leunde over zijn schouder. Zijn schaduw gleed over de tekens die de ander tekende. Hè, bah, tekens. Ze waren leuker dan de gewone letters, maar het was en bleef schrift. En Callum haatte schrift. Verhalen moesten verteld worden, niet bewaard blijven in stoffige tekens.
Het was hem nooit eerder gevraagd te lezen, laat staan om te schrijven. Callum had nooit iets hoeven lezen – de wind vertelde het hem wel. Hij had nooit wat op hoeven schrijven – anderen hadden dat voor hem gedaan, of hij had de boodschap die hij wilde overbrengen zelf overgebracht.
De jongen had nog steeds geen idee waarom de Puffoonse raad nu ineens had besloten dat hij zou moeten leren lezen, maar het was een feit dat ze het besloten hadden. Leuk vond hij het echter niet en dat liet hij merken ook. Zijn hand verkrampte en verfrommelde het papier tot een bol, die hij daarna met de wind een beetje rondsmeet. Erg nuttig werk, zeker voor een opvolger. Callum couldn’t care less.
Hij besloot dat het voor vandaag wel genoeg was geweest, dat kwartier dat hij had geprobeerd zich op de tekens en letters te focussen. Hij stak niet eens een vinger uit of het raam van zijn slaapzaal blies open en hij zweefde rustig van zijn stoel, landde op zijn vensterbank en liet zich toen vallen.
Het vallen was fijner dan het vliegen, want het vliegen betekende dat hij iets moest doen. Vallen was precies wat het was: vallen. Zijn haren wapperden, zijn kleding trok strak tegen zijn lichaam en zijn lichaam zelf leek de controle ook even te verliezen, voordat hij zo’n twee meter boven de grond afgeremd werd door een handig geplaatst luchtkussen.
Hij zweefde er even, daarna draaide hij handig rechtop en liet hij de wind het verdere werk doen. Callum had inmiddels geleerd dat het prima was om de ander de beslissingen te laten maken, aangezien hijzelf toch bijna nooit een doel had. De wind voerde hem meestal wel naar plaatsen die hem interesseerden, hoe kort het ook was, en als hij er klaar mee was, kon ze hem altijd naar de volgende plek dragen.
Vandaag bleek deze plek een tuin te zijn. Op het kale Puffoon waren er weinig bloemen, weinig planten in het algemeen, maar op deze planeet waren ze in overvloed aanwezig – volgens de verhalen van de wind waren deze tuinen gelijk aan die van Gren.
Maar Callum interesseerde zich niet voor verhalen over Gren en vandaag ook niet in tuinen, dus landde hij op de grond en vervolgde zijn uitstapje te voet. De wind verminderde tot een lentebriesje dat hem zachtjes in de richting van een overwoekerde poort duwde. Hij verzette zich niet en duwde zachtjes tegen het metaal, geholpen door een kleine windstoot. Het opende en de jongen vervolgde zijn weg.
In plaats van de verwachte eenzaamheid bleek er echter een ander aanwezig te zijn. Een sterke ander, die hoogstwaarschijnlijk geen leraar en ook geen leerling was. Het voelde niet zoals Ronodan voelde, maar het deed hem wel denken aan de vergaderingen op de luchtplaneet – was er iets anders aanwezig dan de opvolgers op zo’n dag?
Ja, dat was er. Riku was er vaak, de adviseur van de lucht. Dan zou dat het wel zijn, een adviseur. Niet iemand waar Callum veel mee had, maar wel interessanter dan een tienermeisje of een door hormonen naar alles lustende jongen.
Met een lichte pas bewoog hij naar de jongen toe, leunde over zijn schouder. Zijn schaduw gleed over de tekens die de ander tekende. Hè, bah, tekens. Ze waren leuker dan de gewone letters, maar het was en bleef schrift. En Callum haatte schrift. Verhalen moesten verteld worden, niet bewaard blijven in stoffige tekens.