Het was een prachtige dag buiten vandaag. Eén van de zeldzame mooie dagen voor dit seizoen. Koud was het wel, maar dat deed er niet toe. De zon scheen en Auru vond het heerlijk. Zodra de les was afgelopen was hij naar buiten toe gegaan. Hij had nu een tussenuur. Precies genoeg tijd om van deze zeldzaam mooie dag te kunnen genieten. Met zijn handen in zijn rode jas weggestoken liep hij over het knerpende grind, de frisse buitenlucht zijn longen in zuigend. Zonder te weten waar zijn voeten hem heen zouden brengen was Auru begonnen met lopen terwijl de kou van de herfstwind in de ivoorwitte huid van zijn gezicht beet. Het was nog steeds apart hoe gevoelig menselijke huid wel niet kon zijn. Draken schubben waren over het algemeen een stuk stugger. Je voelde de kou van de wind niet. Dan zou het echt hard moeten vriezen.
Na een stukje gelopen te hebben schrok Auru op uit zijn mijmeringen toen hij ineens het geluid van grind onder zijn schoenen miste. Zonder het door te hebben was hij het grasveld opgelopen in de richting van de boomgrens die aangaf waar het grasveld eindigde en het bos begon. Nu hij beter keek zag hij een stukje verderop iemand anders aan de rand van het veld op een bankje zitten. Het zag eruit dat hij, net als Auru, ook van het mooie weer aan het genieten was. Met een kleine glimlach zette Auru koers naar de jongen. Een mooie dag en een gezellig babbeltje met een mede leerling. Deze dag kon toch niet beter worden? 'Zo te zien was ik niet de enige met het idee om naar buiten te gaan vandaag,' zei hij om zijn aanwezigheid kenbaar te maken en om een gesprek proberen te beginnen.