Dat was weer zo typisch. Hij ging één keer weg uit de Toren zonder Ragna, en hij raakte weer verdwaald. Jareth kon zichzelf wel schieten. Wat zou die vos hiervan genieten als ze dit zou horen. Hij was voor een wandeling gegaan zoals hij, sinds hij op de academie was aangekomen, eigenlijk elke dag had gedaan. Maar hij had nu verder willen gaan dan enkel het woud. Zijn idee was geweest om naar de waterval toe te lopen en daarna weer terug. Maar laat die waterval nou vreselijk onvindbaar zijn. Het was om gek van te worden. De bomen hielden al het geluid tegen, dus luisteren of hij ergens water hoorde stromen zat er ook niet in. Jareth zat zo te piekeren over hoe hij de juiste weg moest vinden dat hij helemaal niet in de gaten had gehad dat de omgeving om hem heen veranderd was. Er stonden steeds minder bomen die alle geluiden van het woud ook echt in het woud hielden. Pas toen hij over een grote steen struikelde kwam Jareth terug in het hier en nu. Hij stopte met lopen en voelde hoe zijn vingers tintelden. Er was hier veel sterke magie aanwezig, of het was hier ooit geweest. Behoedzamer nu liep hij verder, de brokstukken om hem heen goed bekijkend.
Hij had wel gehoord over de plek, maar had nog geen kans gehad om te gaan kijken. Er was geen ruimte voor twijfel, hij was bij de oude ruïnes van de school beland. Dat de school ooit uit twee gebouwen had bestaan, dat wist hij. Dat had Ferost hem in de brieven geschreven. Het was één van de laatste brieven geweest die Jareth had ontvangen voordat Ferost de eerste keer was verdwenen. Een steek in zijn hart herinnerde hem aan het lot van zijn beste vriend. Jareth probeerde zich weer te concentreren op de omgeving om hem heen en liep weer verder. Maar een nieuw geluid bewoog hem wederom om te stoppen. Het was geen dier, dat was overduidelijk te horen. Het waren voetstappen die stenen lieten wegrollen. En ze waren afkomstig van een mens.