Hope
Knows no fear
Hope dares to blossom
Even inside the abysmal abyss
Hope secretly feeds
And strengthens
Promise.
Naam: Ayuka Kobayashi
Bijnaam: Ai, maar Kaze was de enige person die haar zo noemde.
Leeftijd: 27
Geboortedatum: 20 maart
Planeet van herkomst: Razen
Magiesoort: Vuur
Transformatie: Cheeta en arend
Geaardheid: Heteroseksueel
Partner: nee
Taal: Japans, Engels
Lengte: 1m70
Gewicht: 57 kg
Uiterlijk: Ik heb lang kastanje bruin haar. Ik draag het meestal in een staart. Behalve als ik ergens alleen ben, thuis bijvoorbeeld. Er zijn maar twee mensen die mijn haar los gezien hebben. Dat waren Kaze en Takuya. Mijn ogen zijn nogal vreemd. Hoe zal ik het zeggen? Ik zal beginnen met mijn normale oog. Dat is mijn linker oog. Wel, veel valt er niet over te zeggen, mijn oogkleur is rood van nature. Ik denk dat het in de familie zat ofzo. Maar dan, mijn rechteroog. Wel, ik verberg het steeds onder een ooglapje met een reden. Ik wil mensen niet afschrikken zoals ik eerder gedaan heb. Het is namelijk een arendsoog. Yup, je hoort het goed, een arendsoog. Mijn oog iris is goud en mijn oogwit is er niet te zien. Rond het oog zijn wat donsveertjes, witte donsveertjes uiteraard. Nu weet je dus ook waarom ik dat ooglapje draag, ik doe het nooit af. Behalve als ik met een moeilijke tegenstander vecht. Het oog komt dan erg goed van pas omdat mijn zicht dan stukken beter is. Wat ik precies bedoel met stukken beter? Ik zie ieder detail, zelfs de stofjes in de lucht vlak voor me. Maar genoeg gezeverd.
Kleding: Tijdens lessen en op straat zal je me in ‘normale’ kleding tegenkomen. Gewoon basic kleding. Maarde rest wat nu volgt is enkel als ik in bossen ga jagen, dan heb ik een bruin tuniek aan met best wel een grote decolleté. Er zijn enkele rode accenten in verwerkt en rond mijn middel had ik een rode band aan. Gewoon als accessoire. Als broek draag ik dan een bruine lederen broek. Als schoeisel heb ik bruine laarzen aan die tot net onder mijn knieën komen. Zoals ik al eerder vermeld heb, draag ik over mijn rechteroog een zwart ooglapje met rode accenten. Aan mijn rechterhand heb ik meestal een handschoen. Nu zal je je waarschijnlijk afvragen waarom, maar het heeft niet echt een reden. Het komt soms van pas. Als ik bijvoorbeeld iets nodig heb dat tussen de brandnetels staat. Aan mijn linker pols draag ik vaak een polsbandje. Dan, het tweede belangrijkste ding dat ik draag is een sjaal. Die draag ik altijd, zelfs als bakt het buiten. Want het is geen gewone sjaal. Je kan het zal als een soort van huisdier… De twee uiteindes kunnen namelijk in drakenhoofden veranderen als ik dat wil. Dat beschermen ze me tijdens het vechten of doen zij het werk voor mij als ik niet echt in een vecht bui ben. Tot slot, het belangrijkste, mijn ring. Het is een ring die ik gekregen heb van Kaze. De ring hangt aan een metalen ketting en tijdens het jagen hang ik hem rond mijn middel. Anders draag ik het sieraad steeds als een ketting.
Extra: Wel, het is niet echt iets dat je vaak zult zien. Enkel als je met me vecht of tijdens sommige survival oefeningen. Het is namelijk een groot zwart mes dat dicht in de buurt komt van een zwaard. Het heeft een speciale eigenschap en is erg uniek. Het werkt namelijk als een soort van vulpen. Als je het bij het handvat vast hebt, geeft het je de mogelijkheid om je magie door een soort van spleet te laten lopen. In het begin van het mes, is een ronde cirkel, een opslagplaats voor magie zoals je bij een vulpen hebt voor je inkt. Dan kun je je magie verder laten stromen via de spleet tot naar de punt en daar komt het uit. Het is moeilijk uit te leggen, maar als ik het gebruik merk je wel hoe het werkt. Ik hoop alleen voor jou dat jij het slachtoffer dan niet bent.
Karakter: Waar zal ik beginnen? Wel, ik kom vaak over als gemeen en harteloos. Maar eigenlijk ben ik best wel aardig hoor, of toch op mijn eigen manier. Maar je weet wat ze zeggen ‘het verleden maakt de persoon’. Wat ik heb meegemaakt heeft er voor gezorgd dat ik mensen nooit vanaf het begin vertrouw. Waarom? Omdat ik dat vroeger geleerd heb. Neem het daarom niet persoonlijk als ik je slecht behandel bij een eerste ontmoeting, ik kan er niet veel aan doen. Ik ben iemand van weinig woorden en praat dus niet graag. Ik geniet echt van stilte, maar een babbeltje kan af en toe niet kwaad. Ja, ik kan vaak nogal asociaal zijn. Maar dat maakt me niet echt uit, als je wil overleven heb je toch niet veel vrienden nodig. Maar ja, de vrienden die ik heb, zijn wel erg belangrijk voor me. Voor hen zou ik me maar al te graag opofferen. Misschien is het ook handig te weten dat je me beter niet probeert uit te dagen. Tenzij je een week aan een stuk bezig wil zijn. Ja, ik heb echt een koel temperament. Wat er ook gebeurt, ik blijf mijn hoofd koel houden. Anders kun je toch geen problemen oplossen. O, en als je les hebt, verwacht je dan maar op plagerige grapjes. Ik ben er dol op mensen te plagen of kleine grapjes uit te halen. Ookal kan mijn humor best wel sadistisch zijn. Maar ach, zolang ik het maar grappig vind. Dat de rest niet mee lacht, zij hun zin.
Likes: mediteren, plagen, bloesems
Dislikes: angsthazen, dramakinderen, ziekenhuizen en laboratoriums
Hobby’s: In het bos gaan jagen of gewoon doelloos door de bossen rond zwerven, mediteren
Angst: Om als proefpersoon gebruikt worden en dat iedereen waar ze om geeft weer van haar afgepakt wordt
Droom: Om kinderen te leren hoe ze moeten overleven en om ooit mijn biologische ouders te vinden
Moeder en vader: Ik kan me bijna niets meer van hen herinneren. Als ik aan hen terug denk, zie ik een mooie slanke vrouw voor me die al zingend het eten maakte en een man die groot en sterk was. Ik herinner me nog dat het altijd fijn was en dat ze ’s avonds vaak door het huis dansten. Of soms danste we met ons drieën. Het was een tijd van rozengeur en maneschijn. Maar als ik me hun gezichten probeerden in te beelden, word het zwart. Hun gezichten zijn iets wat ik me niet meer kan herinneren, hoeveel moeite ik ook doe. Maar ooit zal ik hen weer vinden, ik vind weel een manier.
Takuya: Die goede oude man… zonder hem lag ik nu ergens te verkleumen in de vrieskou. Onze eerste ontmoeten was best wel vreemd en ik vertrouwde hem voor geen haar. Maar daarna heeft hij me opgevoed als zijn eigen dochter. Zelf had hij erg graag een kind gewild, maar de vrouw van zijn dromen liet hem staan. Takuya was een jager en hij heeft me alles geleerd wat hij wist. Alhoewel, een jager was hij nu ook niet echt. Vroeger was hij een soldaat had hij me eens verteld, maar daar had hij het niet zo graag over. Waarom wist ik niet, maar zijn vechtkunst was ongelofelijk. Wacht, ik heb een foto van hem. Het is niet echt duidelijk, maar hij had er een hekel aan om op de foto te staan. Dit is mijn beste foto van hem, de duidelijkste.
- Spoiler:
Kaze : Kaze, ik zal je nooit vergeten. Je was zo wat de belangrijkste persoon in mijn leven. Blijven ademen… Ik moest er steeds om lachen als je dat zei. Maar eigenlijk is dat zo gek nog niet. Ik vergeet je nooit, maar je weet zelf ook dat ik niet om jou kan blijven treuren. Je had het zelf gezegd, ik moest verder gaan. Dankzij jou ben ik de persoon die ik nu ben en heb ik voor niets meer bang. Ik vind het jammer dat ik het je nooit heb kunnen vertellen, dan heb ik het over mijn gevoelens over jou. Ik hou ontzettend veel van jou en niemand kan je plaats innemen. Kaze, bedankt voor alles dat je voor me gedaan hebt. Ja, Kaze was zoals je merkt de belangrijkste persoon voor me, hij overtrof Takuya zelfs. Ik heb nog steeds een foto van Kaze bij me. Net zoals zijn ring die hij steeds rond zijn nek aan een ketting had hangen. Ik weet het, hij ziet er nogal vreemd uit, maar juist daarom hield ik zo veel van hem.
- Spoiler:
Peaceful times
Dit is al erg lang geleden, het was de tijd toen ik nog een klein kind was. Het was een tijd van rozengeur en maneschijn. Twee vrolijke ouders die met me door het huis danste en iedereen die steeds lachte. De sfeer was er altijd blij en opgelaten. Maar zoals ik al zei, ik herinner me niet veel meer van mijn ouders en ook niet echt veel meer van die tijd. Er is nog één ding dat ik me vaag kan herinneren, het is een gevoel dat ik nooit meer heb gehad. Niet nadat ik in ‘de hel’ gezeten heb. Het was vrede, ik voelde me zo vrede vol en veilig vroeger. Ik weet bijna niet meer hoe het voelt om ergens veilig te zijn, zonder zorgen en problemen.
Welcome in Hell
Ik was ongeveer 4 jaar oud toen het gebeurde. Het was een rustige avond en mijn ouders sliepen al. Ik werd wakker door een getik op mijn raam. Misschien was het een vogel? Maar ik was nog klein en dacht er niet aan dat de vogels nog sliepen. Ik wandelde naar het raam toe en schoof het gordijn opzij. Buiten was niets te zien. Daarom opende ik het raam en de wind sloeg in mijn gezicht. Het was koud buiten en voor ik het wist voelde ik twee grote, warme handen die me uit het raam trokken. Voor ik kon schreeuwen, werd er een hand tegen mijn mond gedrukt. Ik probeerde me los te wurmen uit de man zijn greep, maar dat lukte niet. Daarna werd alles zwart. Wat ze gedaan hadden wist ik niet, waarschijnlijk hadden ze me een mep gegeven. Toen ik wakker werd, was ik op een tafel gegespt en had ik een papieren ziekenhuiskleed aan. De kamer was wit en een fel licht scheen in mijn ogen als ik naar boven keek. Ik wilde schreeuwen, maar dat lukte niet. Ze hadden namelijk een stuk stof rond mijn mond gebonden. Het was mijn eerste operatie, het was pijnlijk en ik dacht dat ik bijna doodging. Wat ik niet wist was dat er nog pijnlijkere operaties in aantocht waren. Ik weet nog dat de man naar me grijnsde en zei dat het maar eventjes zou duren. Daarna spoot hij me een middel in waardoor ik in slaap viel. Daarna werd ik weer wakker, in een witte cel. Ik kon weer niet bewegen, maar dit keer van de pijn. Wat zouden ze gedaan hebben? Het is nog steeds een raadsel voor me. Het liefst had ik mezelf van kant gemaakt, maar dat ging niet. Ik werd gedwongen te eten en te drinken en ze hadden geen scherpe dingen. Zo verstreken er een heel aantal jaren. Ijlend lag ik in mijn cel te wachten tot ik eindelijk zou sterven. Na vijf jaar kwam er een operatie waar ik blij om was dat ze gebeurde. Die vijf jaar dat ze me geopereerd waren, was blijkbaar een voorbereiding geweest op de grote operatie. Ze gingen me op onnatuurlijke wijze een tweede dierlijke vorm geven. Omdat ze ‘de ultieme shape shifter’ wilde maken. Iemand die in echt ieder levend wezen kon veranderen. Mijn tweede vorm werd een arend. Maar het verliep niet helemaal volgens plan. Mijn linkeroog is er nog steeds de dupe van. Het is een arendsoog geworden na de eerste keer dat ik in een arend transformeerde. Dus werd ik beschouwd als afval dat opgeruimd moest worden. Maar hoe konden ze van me af geraken? Ze hadden me gewoon in het bos gedropt. Het enige wat ik had was mijn papieren ziekenhuiskleedje. Ik weet niet zeker, maar ik denk dat ik toen een jaar of negen was. Ik kan nog steeds niet begrijpen hoe ze zoiets konden doen.
Saving howl
Ik zwierf wat rond, enkele weken lang. Maar het bos was oneindig en ik besefte dat ik zou sterven van de honger. Ik had het geluk dat het zomer was, maar wat zou ik gaan doen in de winter? Na vijf weken niets gegeten te hebben, lag ik ijlend op de grond. Oké, hier overdrijf ik een beetje, ik at wel. Maar het waren kleine dingetjes zoals bessen. Net toen ik voor de tweede keer in mijn leven dacht dat ik ging sterven, zag ik twee gele ogen me nieuwsgierig aanstaren. Een ruwe tong likte mijn gezicht en ik zag een grijze wolf voor mijn neus staan. Toen ik mezelf omhoog heiste, zag ik dat er nog enkele andere wolven bij waren. Zouden ze me komen opeten? Maar de grijze wolf draaide zich om en ging terug richting de struiken. De rest ging meteen dieper het bos in. Vlak voor de grijze wolf in de struiken verdween, keek het dier me aan. Daarna verdween het in de struiken. Ik had de drang om de wolf te volgen en raapte al mijn moed bij elkaar en stond recht. Daarna strompelde ik verder het bos in. Uiteindelijk kwam ik ergens bij een meer uit. Na een lange tijd begon mijn brein weer fatsoenlijk te functioneren. Water betekende drank en voedsel. Na een lange tijd voelde ik weer hoop opborrelen en ik zocht meteen naar een grote tak met een scherpe punt. Daarna ving ik een vis in het meer. Het zou beter gesmaakt hebben warm, maar ik had toen niets om vuur te maken. Toen ik de vis op had, hoorde ik een luide huil. Het was niet ver weg. Voor ik weg kon rennen, zag ik overal rondom me wolven verschijnen. Ze waren maximum met tien. Ik wist niet wat ik moest doen. Wegrennen zou alleen maar hun aandacht trekken. De grijze wolf kwam naar me toe en snuffelde me even af. Trillend wachtte ik tot het dier me in stukken zou scheuren, maar dat deed het niet. De wolf likte aan mijn hand en zijn staart bewoog lichtjes heen en weer. Nog steeds was ik bang dat er iets zou gaan gebeuren, je weet maar nooit. Maar daarna kwam er een roestbruine wolf naar me toe met een konijn in zijn bek en legde het voor mijn voeten. Wat betekende dit allemaal? De roedel keek me verwachtingsvol aan. Zou dat konijn voor mij bedoelt zijn? Maar wat als het niet zo was? Misschien moest ik maar een manier vinden om weg te geraken. Mijn maag begon te protesteren en gromde luid. Maar zonder voedsel zou ik het niet meer halen… Ik neemde het risico en nam het konijn vast. Er kwam geen reactie van de wolven. Met mijn geïmproviseerde speer, velde ik het konijn om daarna het vlees op te eten. De wolven keken rustig toe toen ik het konijn op at. Zo verliep mijn eerste ontmoeting met de roedel. Ik leefde exact 10 jaar bij hen. Wat er voor zorgde dat ik als een wild dier begon te denken. Ik gromde en maakte beestengeluiden en was praten zo wat half verleerd. Ik liep niet meer als een mens, maar op handen en voeten. Maar ik had best een goede tijd bij de roedel. Je zou het niet denken, maar ik had er plezier.
Green eyes
Toen ik ongeveer 19 was, begon de roedel me uit te sluiten. Wel, uitsluiten is veel gezegd. Mijn lichaam was niet gemaakt voor het leven als een dier en ik had niet echt veel aan. Een papieren ziekenhuiskleedje om precies te zijn. De helft had ik ondertussen al verloren van het kleedje door vast te hangen achter takken. Maar dus, mijn lichaam verzwakte en ik had problemen met meegaan met de roedel. In het begin wachtte ze steeds op me, maar naarmate de dagen verstreken, begonnen ze me meer achter te laten. Na een tijdje had ik het opgegeven, ik was te zwak geworden en hield de roedel alleen maar op. Ik lag ergens tegen de stam van een boom te rillen en half te slapen. Toen ik een takje hoorde kraken, schoot ik meteen recht. Twee smaragd groene ogen keken me vriendelijk aan. Maar ik dacht weer terug aan het lab en begon woest te grommen. De man deinsde even terug maar ritste toen zijn tas open. Wantrouwend bestudeerde ik zijn handelingen. Wat was hij van plan? Hij fluisterde ook wat dingen en zijn stem kalmeerde me wat. Ookal verstond ik er niets van. Uiteindelijk had hij een homp brood vast, maar ik wist niet wat het was. Hij ging op zijn hurken zitten en stak het stukje brood naar me uit. Wantrouwend keek ik van het voedsel naar de man zijn gezicht. Na enkele seconden, griste ik naar het brood en trok mezelf dan weer wat weg. Voor ik begon te eten, rook ik eens aan het stukje brood. Het rook zo goed, dat ik er kleine hap van nam. Mijn neus had me niet bedrogen, het smaakte gewoon zalig. Ik keek nog eens naar de man die me glimlachend aankeek. Zijn groene ogen waren gevuld met liefde, vriendelijkheid en warmte. Meteen nam ik een grotere hap. De man kwam een beetje dichterbij. “Ik ben Takuya.” Zei hij. Ik keek hem aan, deze keer niet dreigend. Ik. Ben. Woorden die ik me nog vaag herinnerde, maar Takuya? “Takuya.” Mijn stem was schor en voelde als schuurpapier. De man glimlachte en stond recht en verdween weer. Uit nieuwsgierigheid volgde ik hem en ondertussen kauwde ik wat op het brood. Opeens vroeg ik me af of ik ook zoals hem kon lopen. Ik herinnerde me dat ik dat vroeger altijd deed, maar ik was nu zo gewend om me op handen en voeten voort te bewegen. Ik hield me aan een boom vast en probeerde recht te staan. Ik voelde dat ik het niet verleerd was. Ik liet me los en probeerde enkele stapjes te zetten. Het ging nogal wankelig, maar ik kon wandelen. Daarna zette ik me weer op handen en voeten, dit ging sneller. Zijn sporen waren nog vers dus besloot ik om hem verder te volgen. Na enkele minuten, kwam ik uit bij een houten huisje. Binnen zag ik wat licht branden. Een tijdje bleef ik daar staan, te kijken naar het huisje en alle elementen in me op te nemen. Toen de deur open zwaaide, schrok ik me rot en deinsde ik achteruit. De man keek me aan met een vreemde blik. Bezorgdheid? Hij verdween weer even naar binnen en kwam toen naar buiten met een kom. Zelfs op de grote afstand kon ik de heerlijke geur van warm eten ruiken. Ik probeerde weer recht te staan, deze keer ging het al stukken vlotter. Daarna wandelde ik wankelend naar het huisje toe. Toen ik dichterbij was, zag ik dat er een vloeistof in zat en dat het dampte. Vaag herinnerde ik me nog iets van een jonge vrouw die ook altijd warme vloeistof maakte en me zei dat ik moest oppassen omdat het heet was en ik anders mijn mond zou verbranden. Ik hurkte bij de kom neer en blies, alleen een beetje te hard want de vloeistof vloog eruit. Takuya moest lachen. Het was lang geleden dat ik nog iemand had horen lachen. Het klonk zo leuk dat ik zelf ook begon te lachen. “Kom.” Takuya stak zijn hand naar me uit. “Je moet het vast koud hebben.” Ik keek naar de kom soep die stond de dampen. “Ik neem het wel mee.” Ik ging mee naar binnen. Meteen ging ik naar de haard waar ik me begon te verwarmen. Even later kwam Takuya terug en wikkelde een deken om me heen. Daarna heeft hij me altijd opgevoed als zijn eigen kind. Hij maakte eten voor me klaar en kocht kleren voor me. Voor de rest leerde hij me weer praten, fatsoenlijk lopen en nog andere menselijke gewoontes. Toen ik alles weer bijgeleerd had, leerde hij me ook jagen en overleven in het wild.
The same
Uiteindelijk had hij besloten me mee naar het dorp te nemen. Maar omdat hij de mensen niet wilde afschrikken met mijn oog, had hij me een ooglapje gegeven. De eerste dag ik het dorp was vreemd. Er waren zo veel rare dingen te zien. Maar het hielp me wel een deel dingen van vroeger herinneren, van toen ik nog bij mijn ouders leefde. Die avond, ging ik weer het bos in omdat het toch lang licht bleef. Het was namelijk zomer. Doelloos sloop ik wat tussen de bomen door. Toen ik wat geritsel achter me hoorde greep ik meteen mijn mes en draaide me om. Achter me stond een jongeman van ongeveer mijn leeftijd. Meteen voelde ik een band tussen ons ontstaan. Zag ik er ook zo uit toen ik uit het lab kwam en een tijd had rondgezwerfd? Eén van de enige verschillen was dat zijn buik behaard was, het was een zwarte pels en zijn rechteroog was een kattenoog. Voor de rest was hij helemaal uitgemergeld en zag hij er nogal buiten adem uit. Met hoopvolle ogen keek hij me aan. Ik wist meteen dat ik hem moest helpen, maar wat als hij me zou aanvallen? Ik dacht eraan dat ik misschien wat eten in mijn zak had zitten. Ik ritste mijn tas open en zag er een beschuit in zitten. Ik nam het eruit en gaf het aan de jongen. “Hoi, ik ben Ayuka.” Hij nam het meteen aan en begon het op te eten. Een glimlach verscheen op mijn gezicht. “Kom, je zal het vast koud hebben.” Hij keek me aan en ik zag de twijfel in zijn ogen. “Ik beloof je dat ik je niet naar het lab zal brengen, ik zou niemand zo iets willen aandoen.” Ik draaide me om en ging richting het huis. Hij zou me waarschijnlijk toch wel volgen. Net zoals ik bij Takuya gedaan had. Toen ik aan het huis was, ging ik meteen naar binnen en vertelde Takuya wat er gebeurt was. Samen besloten we dat we hem onderdak konden geven. Niet veel later zag ik hem ergens bij de struiken zitten. Glimlachend opende ik de deur. “Kom maar binnen, het is hier lekker warm.” Meteen kwam de jongen binnen en Takuya gaf hem een kom warme soep met een stuk brood. Gulzig at de jongen er van. “Als je wil kan je bij ons blijven, we hebben toch nog plaats.” Hij keek me opgelucht aan. “Bedankt, trouwens, ik ben Kaze.” Daarna at hij weer verder. “Ik ben Ayuka, aangenaam.” Ik wees naar Takuya. “En dat is Takuya.” Na onze ontmoeting, leerde we elkaar steeds beter en beter kennen. Takuya zorgde er voor dat hij niets tekort kwam en samen hadden we een leuke tijd.
The ring
Na een jaar was Kaze’s gezondheid er nog slechter aan toe. Hij was nog magerder en sneller uitgeput. Takuya dacht dat het bijwerkingen konden zijn van de operaties die het lab gedaan hadden. Ik wilde het maar niet geloven toen Takuya me vertelde dat Kaze waarschijnlijk niet lang meer te leven had. Het kon gewoon niet. Maar op een zeker avond, zat ik naast zijn bed. Hij was lijkbleek en ademde zwaar, zijn voorhoofd was helemaal bezweet en zijn ogen waren half dicht. Tijdens dat jaar hadden we elkaar zo goed leren kennen dat we beste vrienden geworden waren. Ik was verliefd op hem, maar dat wist hij niet. Ik durfde het hem niet te vertellen. Glazig staarde ik naar de muur terwijl ik zijn dunne hand vast had. Waarom moest hij zo veel lijden? “Ai..” Ik schrok en keek hem meteen aan. Normaalgezien haatte ik het als hij me Ai noemde, het leek alsof ik een probleem was. Maar nu vond ik het niet zo erg. “Ai, ik denk dat ik morgen niet ga halen.” Ik werd meteen woedend en kneep zachtjes in zijn hand. “Zeg zoiets niet, je moet blijven volhouden. Takuya zal wel een medicijn kunnen maken en dan zal je weer beter zijn.” Kaze lachte. “Nee Ai, het spijt me…” Hij nam zijn ring die aan een ketting rond zijn hals zat en gaf die aan mij. “Hier, neem dit.” Verwonderd keek ik er naar. Hij meende het, want hij deed zijn ketting met de ring rond nooit uit. Verward nam ik de ketting aan en hing hem rond mijn nek. “Ai…” Lachte hij ijlend. “Liefde…” Beaamde hij. Ik keek hem verward aan. “Wat bedoel je?” Hij keek me aan met stralende ogen, of beter gezegd oog aangezien hij van Takuya ook een ooglapje gekregen had. “Wist je niet wat Ai betekent?” Ik schudde mijn hoofd. Een grote glimlach verscheen op zijn gezicht. “Ai betekent liefde.” Ik keek hem licht geschrokken aan. “Ik hou van je, Ai.” Mijn spieren spanden samen. Normaal zou ik blij en dolgelukkig moeten zijn. Maar ik kon het niet, hij lag hier half te sterven en dan komt hij daar mee af. “Ik ook van jou.” Wist ik er nog uit te persen. Hij hief zijn hand op en streelde me over mijn wang. “Sorry dat ik het je niet eerder verteld had. Maar ik wil dat je wat voor me doet.” Ik keek hem aandachtig aan. “Er is een school, star shine academy om precies te zijn, ik wil dat je er survival leerkracht wordt om kinderen te leren overleven.” Hij liet zijn hand zakken en ik hoorde zijn ademhaling rustiger worden, iets te rustig. “Kaze? Kaze? Blijf bij me, ga niet bij me weg!” Ik schoot recht en voelde met twee vingers in zijn hals. “Sorry.” Fluisterde hij glimlachend. Ik voelde hoe zijn hart steeds trager klopte. Meteen begon ik hem te reanimeren. Maar toen voelde ik een hand op mijn schouder. “Het is te laat.” Zei een warme stem. Het was Takuya. Mijn lichaam verslapte en ik liet me op mijn stoel vallen. “Ayuka, je weet dat hij niet zou willen dat je nu breekt en alles rondom je laat vallen.” Daarna ging Takuya weg. Hij had gelijk, als Takuya zou weten dat ik depressief zou worden, dan zou hij zich schuldig voelen. Ik dacht terug aan ons gesprek en nam zijn ijskoude hand vast. “Oké, ik zal het zeker doen.” Ik bukte me voorover en gaf een kus op zijn voorhoofd. De volgende dag begaafden ik Kaze samen met Takuya in een open plek. De volgende dag toen ik zijn graf kwam bezoeken, stond het vol met wilde bloessems. Voor mij was het als een teken, een teken dat hij gelukkig was.
A new beginning
Nu is het tijd om mijn belofte waar te maken. Ik heb mijn sollicitatiebrief naar SSA gestuurd en een week later kreeg ik al een antwoord. Takuya en ik waren dolblij dat ik aangenomen was. Meteen had ik mijn koffers gepakt en een rugzak klaargemaakt. Op een lanceerplatform kon ik een shuttle vinden die me naar SSA zou brengen. Voor Takuya was het nogal zwaar, hij moest zelfs huilen terwijl ik hem nog nooit eerder had zien huilen. Maar ik ging voor een nieuwe start en ik hoop vurig dat ik sommige leerlingen hun leven kan redden door deze lessen te geven.