MEt een enorm lawaai viel het water van de waterval naar beneden, onderaan de waterval hadden zich grote schuimkoppen gevormd. De wind raasde door de bomen, in de lucht hadden donkere wolken zich verzameld. Ineengedoken zat Lua op de rotsen bovenop de waterval, de wind trok aan haar lange blonde haren die los over haar smalle schouders vielen. Op haar knieën lag haar gitaar. Voor haar lag een bok over watermagie, eigenlijk had ze alang al moeten beginnen met lezen. Maar steeds weer trok haar gitaar haar aandacht, de zachte klanken die ze speelde gingen verloren in het geluid van de waterval. Zuchtend legde ze haar gitaar weg, ze moest haaar aandacht nu echt op het boek richten. Langzaam begon ze te lezen, terwijl waterdruppels zich een weg door haar dunne jas baande. Al snel was Lua helemaal doorweekt, moe sprong ze overeind. Haar handen op de waterval gericht. Ze sloot kort haar ogen, mompelde wat even stopte het water met stromen. Maar al snel overwon de kracht van het water haar magie.