Amber. .
PROFILEPosts : 299 MAGICIAN✦ CHARACTER ✦Magic: Puffoon x GrenKlas: 6ePartner: Say you love me and I'll love you in return
| Onderwerp: Just my kind of stuff.. ma mei 02 2011, 20:23 | |
| Goed.. Ik schrijf dus kleine verhalen (a) Waar ik vaak lang over doe, en soms niet.. Wel totaal anders dan ik hier doe, namelijk in ik-personage. Ik ben er ooit mee begonnen toen ik het moest doen van een leerkracht die schrijfster is. Het eerste verhaal is een van mn beste, al zeg ik het zelf, ik ben er helemaal weg van.. De laatste twee moesten vorig jaar voor school, een verhaal die verdrietig moest zijn en de ander vrolijk. Ik vind ze zelf erg slecht, maargoed... ik heb er voldoende voor gekregen xD Verder maak ik zelf gedichten.. Die zal ik er vast ook nog wel op posten, evenals mijn tekeningen Hope you enjoy this... - Verhaal 1:
Met elke pas die ik zette versnelde mijn adem. En elke pas ging sneller. De mensen om mij heen veranderde in clowns, vreemde figuren en de opstakels werden blokken en dat soort dingen. Het werd pik zwart om me heen, alleen de fel gekleurde figuren en objecten zag ik nog. Ik zet het op een rennen, probeer behendig de figuren om me heen te ontwijken, maar niet alles lukt. Het enige wat ik weet is dat ik moet vluchten. Vluchten van de plek waar ik me nu bevind. Soms blijf ik staan. Stijf van angst, angst voor het figuur voor me. Een clown, een van mijn grootste angsten, komt op mij af. Ik zet het op een gillen en ren verder, met een grote boog om hem heen. Ik hoor vage geluiden die roepen, die zeggen dat ik moet stoppen, maar ik moet hier weg. Weg, gewoon weg! Na minuten rennen, gegil gehoord en zelf geproduceerd en de toeters blijf ik enkele seconden staan. Kijk om me heen naar het pikzwarte. Naar de figuren die weer dichter bij komen. Snel zet ik het weer op een lopen. Ik heb moeite om mijn voeten te verplaatsen maar het lukt. Tot het moment komt dat er nu ook obstakels komen. Op de grond. Ik zie ze op me af komen terwijl ik ren en de longen uit mijn lijf schreeuw, eerst een houten balk gevolgd door wat rollende ballen. Ik heb geen idee waar het vandaan kom, maar ik weet wel dat ik moest springen. En dat doe ik, bijna genadeloos. Ik hoor mensen om mij heen. Zachtjes, als zacht geroezemoes. Ze vragen waarom het meisje springt en gilt. Ik heb geen idee waar ze het over hebben, het enige wat ik wil is weg. Ik kijk even angstig achterom en zie dan de veroorzaker waarvoor ik wegren. Een enorme clown. Ik zou er zo 10 keer in passen. Nu gil ik nog harder. Zonder te kijken waar ik ren besluit ik nog wat harder te rennen. Bijna buiten adem ben ik als ik te laat voor me zie dat er een balk ligt. Ik probeer nog hopeloos te springen, maar ik blijf hangen. Ik hoor de mensen op me af komen. Mompelend dat ik niet goed uit keek en over het hekje viel. Alleen ik kan maar denken aan de balk die ik te laat zag. Ik doe mijn ogen open die ik in een reflex had gesloten en zie een aantal clowns om me heen staan. Er grijpt er eentje mijn af vast, waardoor ik begin te slaan en te schoppen. Ik hoor die reusachtige clown nog iets zeggen als; “Hou haar vast!” Weer begin ik te gillen, ditmaal met de woorden; “Laat me los” erbij. Ik begin wilder om mezelf heen te slaan waardoor ik een aantal flinke trappen en klappen uit deel, maar het lukt me, ik ben weg. Zo snel als ik kan sta ik op en begin weer met lopen. Een enkeling die in mijn weg staat ontvangt een klap, ik ga niet meer om de clowns heen, maar ik mep me er doorheen. Ik hoor mensen nog wat verontwaardigd roepen, maar ik moet van die akelige clown weg. In mijn haast en in mijn angst kijk ik regelmatig naar achter waardoor ik niet goed op let, maar ik moet weten of die clown nog achter me loopt. Door de haast let ik niet op. Ik hoor nog enkele stemmen, dof, roepen dat ik moet stoppen en moet uit kijken. Een aantal keer getoeter, maar het dringt niet tot me door. Ik voel een harde klap tegen mijn zij aan. Alles verdwijnt nu voor mijn ogen, behalve het zwarte. Ik voel nog een klap in mijn rug schieten. Vol van pijn dat door mijn lichaam trekt kreun ik zachtjes. Ik hoor de stemmen om mij heen verdwijnen en ik ben alleen. Alleen in die ene pikzwarte omgeving. Alleen staat er nu een deur, daar in de verte. Die deur is zo mooi, precies wat ik wil. Het is een vrolijke witte deur met allemaal vlinders en bloemen. Ik stap op de deur af, strek mijn hand uit om de deur klink te pakken en hem open te trekken, maar er gebeurt iets. De deur schiet ineens naar achter. Ik loop er weer op af, maar vlak voor ik de deur klink kan pakken schiet hij weer weg. Ik voel dat iemand in mijn wangen knijp, ik probeer het nog weg te duwen maar het lukt niet, ook begin ik de pijn weer te voelen in m’n rug en mijn zij. Mijn armen en mijn benen kan ik niet meer bewegen, evenals mijn hoofd. Voorzichtig open ik mijn ogen. Boven mij gebogen staan tientallen mensen. Stuk voor stuk ken ik ze niet. Ze hebben blauwe, groen en gele pakjes aan. Handschoentjes aan en er zwaaien lichten boven hun hoofd. Nou ja er achter. “Welkom terug meisie.” Hoor ik er een zeggen. Ik probeer wat te zeggen, mijn lippen bewegen wel maar er komt geen geluid uit. “Geeft niet meisje,” zegt de man als hij ziet dat ik probeer te praten. “dat komt nog wel terug.” Verschrikt kijk ik hem aan. “Je hebt geluk gehad meisje.” Zegt de man terwijl hij iets voortbeweegt, dat zie ik want hij loopt. Alleen hij verdwijnt niet, ik ga met hem mee. Dan hoor ik ineens een snijdende gil. Een hoge gil gevolgd door een aantal woorden. Een rare vrouw komt ineens naast me staan en pakt mijn hand vast. Ze begint te ratelen. “Oh, Sophia, wat heb je ons laten schrikken..” Met een vragende blik kijk ik de vrouw aan. Dan kijk ik naar de man die zojuist eerder had gesproken tegen mij. “W-wie.. W-wat..?” Weet ik er uit te brengen terwijl ik van hem naar de vrouw kijk. Nu begint de vrouw met een huil bui. Ze maakt schokkende bewegingen met haar schouders. Een andere man, in het zelfde pakje, neemt de vrouw mee terwijl die ander mij in een of ander busje stopt. Gelijk raak ik in paniek. De man begint me te sussen en gaat naast me zitten. Ik hoor de snikkende vrouw ook het busje in stappen. En dan val ik weer weg. Terug naar die zwarte kamer, terug naar de deur die ik zo graag wil openen. Maar hoe graag ik ook wil, het lukt me niet. Elke keer schiet hij weer weg. Dan hoor ik weer de stemmen om me heen. Ditmaal de stem van die vrouw en een andere mannenstem. Nou eigenlijk hoor ik er twee. De ene man begin over een ongeluk die ene Sophia heeft gehad, dat de politie uitzoekt wat er is gebeurt met haar. Vervolgens gaat hij verder dat hij diezelfde Sophia heeft onderzocht. Ze lijd aan geheugenverlies, ze heeft een hersenschudding en enkele botten gebroken in haar lichaam. Ik open voorzichtig mijn ogen en zie die zelfde vrouw weer zitten die begint te snikken. Ze hebben nog niet eens door dat ik alweer wakker ben, die man in de witte jas heeft hun aandacht. De vrouw vraagt iets, over hoe lang dat zou duren voor ze alles weer zou herinneren. De man geeft geen antwoord waardoor de tweede man begint te praten. “Zal ze ons wel herkennen?” De eerste man geeft aarzelend antwoord. Ik vind mijn stem en weet er zwakjes uit te brengen, “Wat erg voor Sophia.” Meer zeg ik niet. De man en vrouw, die elkaar omhelzen, kijken geschrokken mijn kant op. “Sophia!” Zegt de vrouw, het snerpende geluid doet mijn aan mijn oren, maar een van mijn armen kan ik niet optillen. Ik knijp mijn ogen dicht en doe een hand op mijn oor. De man sust de vrouw en zegt dat ze zachtjes moet doen. Ze gaat aan mijn bed zitten en pakt mijn hand vast. Ik trek hem er zachtjes tussen uit en draai mijn hoofd. “Sophia, herken je ons niet meer? Wij zijn het, papa en mama!” De man zegt zachtjes wat tegen zijn vrouw die zich Sophia’s vader en moeder noemen. De vrouw begon weer met snikken. “Albert, ze herkent ons niet meer!” Dan zie ik de man die eerder zo aardig tegen mij was verschijnen in de deur opening. Een klein voorzichtig glimlachje verschijnt op mijn gezicht. De man grijnst. “Hoe gaat het met je Sophia?” Ik kijk even om me heen en merk dat ik verder de enige ben, die vrouw houd haar mond en kijkt mij aan. “Waar is die Sophia?” Mompel ik zachtjes, vrijwel zonder volume in mijn stem. De man in de deur opening loopt naar me toe. “Dan ben jij meisje. Je hebt een ongeluk gehad, je rende als een malloot over de straat, sloeg iedereen en lette nergens op meisje, je had wel dood kunnen gaan.” Geschrokken kijk ik naar de man en vervolgens naar de vrouw die weer begint te snikken. Dan dringt er iets tot me door. “Mama?” mompel ik zachtjes, ik weet een klein glimlachje te produceren. “Sophia..” klinkt het zachtjes en opgelucht. Dan herinner ik me de clown weer. “Waar is de clown?” Ik kijk schichtig om me heen. Mijn moeder en mijn vader kijken even naar de man. Waarna de man antwoord. “Die heeft de politie opgepakt.” Het spelletje, hoewel het niet voor mij zo is, meespelend. Ik adem opgelucht. Ik zucht en val dan in slaap, ditmaal geen zwarte kamer, geen clowns, maar ik zelf in een weide vol bloemen en vlinders.
- Verhaal 2:
Dennis zit op zijn kleine bed. Hij is er al lang uit gegroeid maar het duurt niet lang voor hij een nieuwe krijgt.. nog een jaar op zijn hoogst, misschien. Hij leest een boek. Nou ja je kan gerust zeggen boekje. Een boekje voor een kind van 5, wel 10 bladzijdes, want boekjes voor zijn leeftijd, die zijn er niet. Dennis loopt naar beneden. De krakende trap af die al meerdere keren gemaakt moest worden. En nog zitten de gaten er in. Hij komt Jeannette tegen die hem een aai over de bol geeft en vlug naar boven loopt. Er komt een klein glimlachje op zijn mond die al snel verdwijnt. Zijn beste vriend mag wel weg. Hij komt met een koffer en een doos de trap af, Jeannette helpt hem. “Dag vriend! Ik kom je snel een keer opzoeken ok?” zei Stephen. Dennis knikte. “Veel plezier daar!” riep Dennis achter Stephen aan. Maar hij was al in de auto gestapt en reed weg. Hij zwaaide nog even maar het had geen zin vlug haalde hij een traan weg die zijn wang af kwam rollen. Dennis keek om zich heen. Alleen maar kleuters. Daar kiest iedereen voor. Wie kiest er nog voor een 8 jarige, Stephen had gewoon geluk. Hij liep naar de woonkamer waar een oud en vervallen bank stond. Hij plofte neer. Het schemerde een beetje in de linker hoek, waar de enige lamp stond. Dennis zuchtte eens diep. ‘Ik wou dat ik weg kon’ mopperde hij heel zachtjes. De kamer was koud en kil. De muren waren allemaal grijs, donker grijs. De meubelen waren zwart en voornamelijk oud. Er was bijna niks meer van over. Het was donker in de kamer, behalve in de linker hoek, waar de enige lamp van de kamer stond. En het kleine kacheltje dat kreeg de ruimte ook niet warm, dus het was er voornamelijk koud en de openhaard die er was, was inmiddels ook al ingestort. En om dat te verbergen hadden ze de kerstboom er maar neer gezet. Er hingen wel 15 ballen in. Van ieder kind één. En de lichtjes ontbraken. Het moest de leukste tijd in het jaar zijn, kerstmis. Maar dat is het nooit voor Dennis geweest. Dan ziet hij alle kinderen weg gaan. Allemaal mee met stelletjes dat een kind willen, van hoogstens 6 jaar. En daar valt hij, met zijn 8 jaar, buiten. De mensen die er rondlopen, voornamelijk Jeannette en Annelies, proberen hem op te vrolijken. Niet dat het heel erg helpt hoor. Dennis is altijd afgewezen door de stelletjes die kwamen in het tehuis. En als er iemand was die hem wel wilde kwam er altijd een nieuwe in het tehuis. En die was dan natuurlijk leuker. Want Dennis lachte niet veel en dat was voor de stelletjes een afknapper. Maar dat is behoorlijk logisch als je weet wat Dennis heeft mee gemaakt. Hij is, grof gezegd, gedumpt door zijn vader. Vlak nadat zijn moeder is overleden. Uit verdriet is zijn vader voor een trein gesprongen en Dennis door zijn oma naar het tehuis gebracht, want die kon niet voor hem zorgen. In de steek gelaten toen hij 4 was. Onbegrijpelijk. En alles staat op zijn geheugen gegrift. En de rede waarom hij zo weinig lacht? Hij is bang. Bang dat het nog eens gebeurt. Dat hij weer in de steek gelaten wordt. En is het tehuis ook niet best. Hij heeft eindelijk een eigen kamer gekregen. Er staat een te klein bed, nauwelijks groter dan die van Stephen, een bureau om zijn huiswerk te maken en een oude houten stoel die ook bijna uit elkaar valt. En een kast waar een paar shirtjes en een paar broeken in liggen, ondergoed, sokken en een paar schoenen meer niet. Nee Dennis heeft het niet zo goed. En de redding moet maar snel komen. Voor hij iets ergs doet..
- Verhaal 3:
“Robin?” wordt er naar me geroepen. “Robin waar ben je nou? We zijn al gestopt hoor! We kunnen je echt niet vinden!” Zachtjes giechel ik. Ze staan vlak voor me. Ze hebben er echt al 6 keer gestaan. En nog zien ze me niet. Ik lach me er rot om. “ROBIN! Jezus kom nou te voorschijn!” Ik giechel nog eens. Ze staan nu met hun rug naar me toe. Ik sta langzaam op. “BOE” gil ik keihard. Ik zie ze allemaal de lucht in schieten! Ik val om van het lachen. Gelijk duiken ze allemaal op me. We rollen allemaal op de grond van het lachen. “Jemig, ik was hier al 4 keer langs gelopen! Hoe heb ik je nou niet kunnen zien?” zegt Romy tegen mij. De andere knikken ijverig. Ik haal mijn schouders op. “Geen idee.. Misschien omdat ik te goed ben!” Ik steek mijn tong er even bij uit. “Daar moet ik je gelijk in geven,” zegt Jaimy; “We kunnen haar nooit vinden!” Ik glimlach en kijk even op mijn horloge. Mijn ogen worden groot. “Wat is er?” vraagt Fiona. Ik kijk haar even aan. “Ik moet nu heel erg snel naar huis. Anders worden mijn nieuwe ouders kwaad!” Ik geef even iedereen een knuffel en race op mijn fiets terug naar huis. Ik zet mijn fiets voor het raam neer en steek de sleutel in de deur als deze met een zwaai open gegooid wordt. Ik kijk geschrokken hoe mijn vader voor de deur staat. “Hallo, Erik”, ik stap de deur in en loop snel langs hem. “Hooi Sam,” ik loop verder en trek mijn jas uit die ik over de bank heen gooi. Mijn broertje zit netjes op de bank en ik ga er naast zitten. Het is een lekkere zachte bank. Bordeauxrood, zachte fluwelen stof. Ik glijd er met mijn hand over heen. Heerlijk. Ik kijk de kamer rond. Deze is beige van kleur. Er staan allerlei bordeauxrode meubels. Twee banken en de eetkamer stoelen. De rest is van hout. Eikenhout. De tafel, keuken en nog veel meer. Terwijl ik de kamer nog eens bekijk begint mijn broertje te roepen naar mijn ouders. “Oooh! Hoeft zij geen papa en mama te zeggen?! Dat moet ik wel!” roept hij. Ik zucht. Snapt hij het dan nog niet?! Sam gaat er op in. “Tyler, ik heb je toch al vaker gezegd dat zij niet onze echte dochter is, en dus ook niet jou echte zus.” Zegt ze met een vriendelijke en zachte stem en glimlacht even vriendelijk naar me. Tyler knikt ondertussen. “En omdat ze er nog maar een weekje hier is, mag ze dat nog tegen ons zeggen. Maar na een poosje zegt ze net zo als jou ook mama en papa tegen ons.” Tyler vindt het niet eerlijk en vouwt boos zijn armen over elkaar. Ik geef een aai over zijn bol maar hij kijkt me boos aan. Ik besluit met hem mee te spelen en begin overdreven iets te vragen. “Mam en pap, wat eten we vanavond?” Ik geef een knipoog naar hun en ze beginnen te lachen. Ook Tyler. Ik sta op en geef Sam en Erik een knuffel. Zachtjes fluister ik wat in hun oor. “Ik vind het fijn bij jullie. Bedankt dat jullie me in huis wilde nemen.” Ik glimlach en kijk tevreden rond. Daarna loop ik naar boven naar mijn eigen kamer. Een kleine kamer, niet zo groot, precies wat ik wilde. De kamer is simpel ingericht. Een bureautje in de hoek met een mooie stoel. Daarnaast een bed. Netjes opgemaakt met een hele boel knuffels en kussens. De kamer is zacht roze en baby blauw. Precies mijn kleuren. Ik pak mijn dagboek van het bureau en begin te schrijven. ‘Lief dagboek, Het is zo fijn hier. Ik voel me echt thuis. Ze worden de beste ouders voor mij die ik maar kan wensen. Ik vindt het ook fijn dat het in de buurt is van mijn vriendinnen. Dat maakt het een stuk makkelijker…’
Ik bedacht me net een awesome gezicht die ik en een vriendin hebben gemaakt: - Gedicht 1: Verdriet:
Het is als regen tijden de donkerste dagen In de diepste waterplas Het blijft maar aan mijn gedachtes knagen: ‘Hoe zou het zijn als het niet zo was?’
Het is als meegetrokken worden in een stroom van kronkelingen waarvan ik de bestemming niet weet die in mijn hoofd stroomt om mijn gedachtes uit te wringen elke druppel een zware leed
Ooit zal het een keer overgaan en schijnt het zonnetje weer fier Dan zal ik samen met jou sterker in het leven staan
Maar op deze plek, nu, hier Vecht ik tegen een gevoel genaamd verdriet En hoop ik uit de grond van mij hart dat niemand het gevecht ziet.
=D
Laatst aangepast door Alyssa op vr mei 06 2011, 08:41; in totaal 1 keer bewerkt |
|
Mystralic Ere Oud-Lid
PROFILEPosts : 1079 MAGICIAN✦ CHARACTER ✦Magic: Licht, Nova.Klas: 4th.Partner: If all else perished, and he remained, I should still continue to be.
| Onderwerp: Re: Just my kind of stuff.. do mei 05 2011, 20:44 | |
| Zo kan ik ook een gedicht schrijven :'D https://www.youtube.com/watch?v=oOT2-OTebx0Clouds part Just to give us a little sun There's a limit to your love Like a waterfall in slow motion Like a map with no ocean There's a limit to your love There's a limit to you care So carelessly there Is it truth or dare There's a limit to your care I love I love I love This dream of going upstream I love I love I love The trouble that you give me I know I know I know That only I can save me I'll go I'll go I'll go Right down the road There's a limit to your love Like a waterfall in slow motion Like a map with no ocean There's a limit to your love Your love your love your love I can't read your smile It should be written on your face I'm piecing it together There's something out of place Oh I love I love I love This dream of going upstream I love I love I love All the trouble that you give me I know I know I know That only I can save me I'll go I'll go I'll go Out on the road Because there is no limit There's no limit No limit no limit no limit Limit to my love Knap hoor, echt. Alsjeblieft, zet alleen iets erop dat je zelf gemaakt hebt. |
|